Direct naar content gaan

Samenvatting

Een maatschap met drie vennoten exploiteert een champignonkwekerij.
In de jaren 2002-2004 hebben twee van de drie vennoten (een echtpaar) op eigen grond een pand laten bouwen dat deels wordt gebruikt in de onderneming van de maatschap en deels voor bewoning van het echtpaar.
De maatschap en de Inspecteur strijden al jaren over het antwoord op de vraag of recht bestaat op aftrek c.q. teruggaaf van het volledige bedrag aan omzetbelasting dat in verband met de bouw van het pand in rekening is gebracht.
Dit is inmiddels de derde keer dat deze zaak bij de Hoge Raad komt.
In de onderhavige procedure staat de vraag centraal of het pand tot het bedrijf van de maatschap kan worden gerekend en in hoeverre recht bestaat op aftrek van de omzetbelasting die in rekening is gebracht in verband met de bouw van het pand.
Hof Amsterdam (na tweede verwijzing): het pand is aan het echtpaar geleverd, dus heeft de maatschap geen recht op aftrek.
In cassatie wordt dit oordeel door de Hoge Raad bevestigd.
De gronden waarop het Hof tot zijn oordeel is gekomen dat het pand niet tot het bedrijf behoort, zoals bedoeld in artikel 6, lid 2, letter a, van de Zesde richtlijn, kunnen dat oordeel dragen, aldus de Hoge Raad.
Anders A-G Van Hilten. Zij had voorgesteld om over deze zaak prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie EU.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2004
Instantie
HR
Datum instantie
30 oktober 2015
Rolnummer
14/03007
ECLI
ECLI:NL:HR:2015:3175
bwbr0002629&artikel=7&lid=1,bwbr0002629&artikel=15&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina