Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In de periode van 28 maart 2017 tot en met 28 februari 2018 heeft een bedrijf op naam en voor rekening van X (belanghebbende), een producent van chemicaliën, aangiften gedaan voor het in het vrije verkeer brengen van goederen met de handelsbenaming ‘Emerox 1144’.

Tussen partijen is in geschil of terecht een utb aan X is uitgereikt. Meer specifiek is de tariefindeling van het product Emerox 1144 in geschil.

Hof Amsterdam oordeelt, in navolging van Rechtbank Noord-Holland, dat het product, nu het slechts voor circa 89% bestaat uit azelaïnezuur en voor het overige uit andere dicarbonzuren, niet kwalificeert als een ′geïsoleerde chemisch welbepaalde organische verbinding’ als bedoeld in aantekening 1 a op hoofdstuk 29 van de GN, zodat indeling in hoofdstuk 29 niet mogelijk is. Tussen partijen is dan niet in geschil dat indeling dient plaats te vinden onder post 3824, in onderverdeling 3824 99 93.

Anders dan X betoogt, kan het beroep op het vertrouwensbeginsel niet aan de orde komen in de onderwerpelijke procedure, nu uitsluitend de utb onderwerp van geschil is en niet (tevens) een beschikking op de voet van artikel 119 DWU. De Inspecteur heeft wel een beschikking genomen op de voet van artikel 119 DWU, maar de beslissing op het tegen deze beschikking gerichte bezwaarschrift wordt door de Inspecteur, met instemming van X, aangehouden in afwachting van de uitkomst van de onderwerpelijke procedure over de utb.

Het hoger beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Douane
Belastingtijdvak
28 maart 2017 t/m 28 februari 2018
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
28 februari 2023
Rolnummer
22/00284
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2023:1252
NLF-nummer
NLF 2023/1356
Aflevering
15 juni 2023

Naar de bovenkant van de pagina