Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft een omgevingsvergunning aangevraagd voor het plaatsen van twee IBC-containers. Op 19 april 2023 is aan X de omgevingsvergunning verleend.

De Heffingsambtenaar heeft voor het in behandeling nemen van de aanvraag € 852 leges in rekening gebracht (€ 653 voor ‘afwijken bestemmingsplan’ en € 199 voor ‘bouwen’).

X stelt onder meer dat voor de plaatsing van de IBC-containers helemaal geen omgevingsvergunning nodig is.

Volgens de Heffingsambtenaar staan in deze procedure echter alleen nog de aan de omgevingsvergunning verbonden legeskosten ter discussie.

Rechtbank Oost-Brabant komt tot een andere conclusie. De aan X verleende omgevingsvergunning is nog niet onherroepelijk. De Heffingsambtenaar had gelet op artikel 6:15 Awb het bezwaarschrift in zoverre ter verdere behandeling moeten doorzenden naar het bestuursorgaan dat de beslissing heeft genomen: het college van B en W. Het beroep is gegrond en de bestreden uitspraak wordt vernietigd. De Heffingsambtenaar moet een nieuw besluit nemen.

De Rechtbank behandelt alvast een aantal beroepsgronden. Mocht het zo zijn dat het college van B en W oordeelt dat voor de IBC-containers een vergunning voor de activiteiten ‘bouwen’ en ‘afwijken bestemmingsplan’ aangevraagd had moeten worden en dit besluit komt in rechte vast te staan, dan is X terecht en voor het juiste bedrag aangeslagen voor de legeskosten.

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2023
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Datum instantie
16 april 2024
Rolnummer
23/2114
ECLI
ECLI:NL:RBOBR:2024:1553
NLF-nummer
NLF 2024/1921
Aflevering
20 augustus 2024
bwbr0005416&artikel=229,bwbr0005416&artikel=229,bwbr0005537&artikel=6:15,bwbr0005537&artikel=6:15

Naar de bovenkant van de pagina