Direct naar content gaan

Samenvatting

In deze zaak is in geschil of X (belanghebbende) recht heeft op aftrek als specifieke zorgkosten ter zake van de gemaakte kosten voor een MRI-scan in de VS en daarmee samenhangende reis- en verblijfkosten.

De Inspecteur betwist dat sprake is van het voor aftrek op grond van artikel 6.17, lid 1, aanhef en onderdeel a en b, Wet IB 2001 vereiste causale verband tussen de ziekte van X (een neurologische aandoening) en de gemaakte kosten ter zake van de medische behandeling. De bewijslast ter zake van het causale verband rust op X en volgens Hof Den Haag is hij hierin niet geslaagd. X maakt niet aannemelijk dat de kosten in direct verband staan met zijn ziekte en dat sprake is van een medische noodzaak voor het maken van de kosten waaraan hij zich redelijkerwijs niet kon onttrekken. Hij beschikt niet over een verwijzingsbrief van een arts of specialist. Voorts blijkt nergens uit dat de resultaten van de MRI-scan zijn gebruikt bij de behandeling van de ziekte van X. De kosten behoren niet tot de aftrekbare uitgaven voor specifieke zorgkosten.

Het Hof oordeelt verder dat de Inspecteur het verzoek van X om ambtshalve vermindering terecht niet heeft doorgestuurd als een beroepschrift. Er is ook geen sprake van schending van de hoorplicht.

Het hoger beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2018
Instantie
Hof Den Haag
Datum instantie
16 mei 2024
Rolnummer
23/1081
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2024:1215
NLF-nummer
NLF 2024/1851
Aflevering
13 augustus 2024
bwbr0005537&artikel=6:15,bwbr0005537&artikel=6:15,bwbr0005537&artikel=6:17,bwbr0005537&artikel=6:17,bwbr0011353&artikel=6.17,bwbr0011353&artikel=6.17

Naar de bovenkant van de pagina