Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Projectontwikkelaar X heeft twee omgevingsvergunningen aangevraagd voor woningbouwprojecten. Van X is voor het in behandeling nemen van deze aanvragen tweemaal € 100.335 aan leges geheven. De leges zijn geheven op basis van de Tarieventabel (verder: de tabel) die behoort bij de Verordening leges omgevingsvergunning Rotterdam 2013. In de tabel zijn vaste legesbedragen vastgesteld voor een bepaalde bandbreedte aan bouwkosten (tariefklasse), waarbij de legesbedragen hoger worden indien een hogere tariefklasse van toepassing is (het zogenoemde zaagtandtarief).

Hof Den Haag heeft geoordeeld dat het in de tabel opgenomen tariefsysteem leidt tot een willekeurige en onredelijke legesheffing die de wetgever niet op het oog kan hebben gehad. Aan de tabel moet daarom verbindende kracht worden ontzegd.

Het college van B&W van Rotterdam heeft cassatieberoep ingesteld en de Hoge Raad verklaart dat gegrond.

De Hoge Raad stelt voorop dat gemeenten bevoegd zijn, behoudens het verbod op het hanteren van draagkracht als verdelingsmaatstaf en met inachtneming van de in de wet opgenomen beperkingen, zelf de in de belastingverordeningen op te nemen heffingsmaatstaven te kiezen voor de gemeentelijke belastingen en rechten. Het staat de gemeenten in beginsel vrij die heffingsmaatstaven op te nemen die zich het beste verstaan met het gemeentelijke beleid en de plaatselijke praktijk van de belastingheffing.

Voor onverbindendverklaring is slechts plaats indien een regeling is getroffen die in strijd is met de wet of enig algemeen rechtsbeginsel.

Gelet hierop staat het gemeenten vrij om voor leges tariefklassen te hanteren die gerelateerd zijn aan de hoogte van de bouwsom. Een dergelijke bepaling van het tarief is niet in strijd met de wet of met enig algemeen rechtsbeginsel.

De verschillen in belasting die in het onderhavige geval in de tabel worden gemaakt tussen de verschillende tariefklassen, zijn ook niet zodanig dat daardoor een inbreuk wordt gemaakt op het gelijkheidsbeginsel of op enig ander rechtsbeginsel.

Contrair conclusie A-G IJzerman (ECLI:NL:PHR:2017:248).

In tegenstelling tot de Rechtbank, het Hof en de A-G is de Hoge Raad van mening dat het door de gemeente Rotterdam gehanteerde zogenoemde zaagtandtarief door de beugel kan. De gemeentelijke wetgever wordt wel onder andere ingeperkt door artikel 219, lid 2, Gemw (geen heffing naar drachtkracht). Voorts mag de regeling niet in strijd zijn met de wet of enig algemeen rechtsbeginsel. Beide waren volgens de Hoge Raad niet aan de orde. De betreffende projectontwikkelaar betaalde 7,2% respectievelijk 5,35% aan leges over de bouwkosten. De vervelende uitwerking van de tariefstructuur wordt het meest duidelijk bij een bedrag aan bouwkosten dat zich aan de rand van de schijf bevindt. Bijvoorbeeld bij bouwkosten tot en met € 1.100.000 bedragen de leges € 50.378. Indien de bouwkosten € 1.100.000,01 bedragen, brengt de gemeente maar liefst bijna tweemaal zoveel in rekening ad € 100.335. Zoals reeds aangegeven staat de Hoge Raad dit toe en staat het de gemeente vrij om heffingsmaatstaven op te nemen die zich het beste verstaan met het gemeentelijke beleid en de plaatselijke praktijk van belastingheffing. Van den Berg en Smits hadden naar aanleiding van de uitspraak van het Hof en de conclusie van de A-G gelijkluidende opvattingen. De eerlijkheid gebied te zeggen dat ik persoonlijk ook geen hoge verwachtingen had. Bij hoge uitzondering heeft de Hoge Raad tariefstructuren veroordeeld. Bijzonder is dat de gemeente met ingang van 2016 de betreffende tariefstructuur heeft verlaten. De gemeente hanteert weliswaar nog steeds schijven, maar binnen deze schijven percentages, zodat het schokkende zaagtandeffect is geëlimineerd. Blijkbaar verstond de tariefstructuur zich toch niet optimaal met de plaatselijke praktijk en het gemeentelijke beleid.

Desalniettemin ben ik van mening dat de aanslagen hadden moeten worden verminderd. De gemeente verwijst namelijk, in tegenstelling tot andere gemeenten, uitsluitend naar de NEN-norm voor de bepaling van de bouwkosten als heffingsgrondslag. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 19 juni 2015 bepaald dat indien wordt verwezen naar dergelijke NEN-normen deze gelijk aan de gemeentelijke verordeningen op grond van artikel 139 Gemw bekend moeten worden gemaakt. Blijkens een collegevoorstel van 31 mei 2016 voldeed de gemeente Rotterdam eerst in de loop van 2016 aan deze eis en maakte zij bekend dat het betreffende normblad ter inzage lag bij de Afdeling bouw- en woningtoezicht van het cluster Stadsontwikkeling. Dit betekent dat de betreffende bepaling niet verbindt en derhalve geen heffingsmaatstaf kan worden bepaald. Ik ben van mening dat zowel in eerste als in tweede aanleg en wellicht eveneens door de Hoge Raad voornoemde bekendmaking getoetst had moeten worden. De Hoge Raad heeft namelijk in 1993 reeds geoordeeld dat de rechter ambtshalve moet toetsen of een regeling op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Voor een gelijkluidend oordeel kan worden verwezen naar Hof Den Bosch 1 mei 2015. Klaarblijkelijk heeft deze toetsing niet plaatsgevonden.

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2013
Instantie
HR
Datum instantie
29 juni 2017
Rolnummer
16/05127
ECLI
ECLI:NL:HR:2017:1174
NLF-nummer
NLF 2017/1633
Aflevering
13 juli 2017
Judoreg
NFB581
bwbr0005416&artikel=229&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina