Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

In deze zaak heeft Hof Amsterdam het verzoek om een vergoeding van wettelijke rente over de proceskostenvergoeding afgewezen.

Tegen dit oordeel heeft X (belanghebbende) cassatieberoep ingesteld en de Hoge Raad verklaart dit gegrond.

Zoals is overwogen in rechtsoverwegingen 2.2.3 en 2.2.4 van HR 21 december 2018, 17/04504, ECLI:NL:HR:2018:2358, dient de rechter – indien een dergelijk verzoek wordt gedaan – bij de vaststelling van de verplichting tot vergoeding van proceskosten te beslissen dat, indien die vergoeding niet tijdig wordt voldaan, de wettelijke rente gaat lopen vanaf vier weken na de datum van de uitspraak van het Hof. Het Hof heeft dit verzuimd. De Hoge Raad doet de zaak zelf af.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2016
Instantie
HR
Datum instantie
3 december 2021
Rolnummer
21/00771
ECLI
ECLI:NL:HR:2021:1707
Auteur(s)
mr. S.L. Verkaik
Booij Bikkers Advocaten
NLF-nummer
NLF 2021/2375
Aflevering
16 december 2021
Judoregnummer
JCDI:NFB4708
,bwbr0005537&artikel=8:41&lid=2

Naar de bovenkant van de pagina