Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Tussen partijen is bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant in geschil of Nederland loonbelasting mag heffen over de door X (belanghebbende; Frankrijk) ontvangen uitkering uit het nabestaandenpensioen in de maand januari 2021.

Het geschil ziet enkel op het gedeelte van het nabestaandenpensioen dat is opgebouwd in de periode vanaf 1 juli 1999 en is beperkt tot de vraag of de laatste dienstbetrekking van de echtgenote van X privaatrechtelijk of publiekrechtelijk van aard was.

Naar aanleiding van nieuwe informatie en stellingen opgenomen in het door X kort voorafgaand aan de zitting ingediende stuk (6 oktober 2022), heeft de Inspecteur zich ter zitting op het (gewijzigde) standpunt gesteld dat de laatste dienstbetrekking van de echtgenote privaatrechtelijk van aard was.

De Inspecteur concludeert daarom, gelet op deze nieuwe informatie in samenhang met de andere informatie in het dossier, tot een gegrond beroep waarbij de in te houden loonheffing over het nabestaandenpensioen voor de maand januari 2021 op nihil dient te worden vastgesteld.

Het beroep is gegrond. De Rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding omdat niet aannemelijk is gemaakt dat X kosten heeft gemaakt die op grond van het Bpb voor vergoeding in aanmerking komen.

Metadata

Rubriek(en)
Internationaal belastingrecht
Belastingtijdvak
Januari 2021
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
28 oktober 2022
Rolnummer
21/1571
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2022:6309
NLF-nummer
NLF 2022/2314
Aflevering
24 november 2022
bwbv0004110&artikel=19,bwbv0004110&artikel=19

Naar de bovenkant van de pagina