Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Een failliete werkgever is in beroep en hoger beroep gegaan tegen naheffingsaanslagen LB/PVV.
Hij heeft Hof Amsterdam in hoger beroep verzocht om vermindering van het in rekening gebrachte griffierecht ad 112 euro omdat hij vanwege een faillissementssituatie zodanig onvermogend is dat hij niet in staat is om het te betalen.
Het verzoek heeft niet geleid tot vermindering van het griffierecht.
Het hoger beroep is vervolgens niet-ontvankelijk verklaard van wege de niet-betaling van het griffierecht.
Op het hiertegen gedane verzet heeft het Hof de werkgever in verband met haar beperkte financiële mogelijkheden alsnog verlaging van het griffierecht verleend tot een te betalen bedrag van 20 euro.
De staatssecretaris van Financiën heeft vervolgens cassatieberoep ingesteld.
De Hoge Raad oordeelt dat voor zover het geschil de naheffingsaanslagen betreft, de door het Hof toegepaste vermindering van griffierecht niet op artikel 6 EVRM kan worden gebaseerd.
De Hoge Raad oordeelt vervolgens dat de wetgever met het heffen van griffierecht onder meer heeft beoogd dat rechtzoekenden een zorgvuldige afweging maken of het zin heeft om een zaak aan de bestuursrechter voor te leggen.
In het algemeen kan volgens de Hoge Raad worden aangenomen dat het heffen van griffierecht de toegang tot de rechter niet in de weg staat. Er kunnen zich echter gevallen voordoen waarin de heffing van griffierecht het voor een rechtzoekende onmogelijk maakt om de rechter te raadplegen.
Deze situatie deed zich in deze zaak voor. De Hoge Raad laat de door het Hof toegepaste vermindering van het griffierecht dan ook in stand.
Het cassatieberoep wordt ongegrond verklaard.
Conform de conclusie van A-G IJzerman.

Metadata

Rubriek(en)
Overig
Belastingtijdvak
2005-2006
Instantie
HR
Datum instantie
28 maart 2014
Rolnummer
12/03888
ECLI
ECLI:NL:HR:2014:699
bwbid=bwbr0&artikel=8:41,bwbr0005537&artikel=8:109&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina