Onrechtmatige naheffingsaanslag parkeerbelasting; vergoeding bezwaarkosten
Rechtbank Amsterdam, 17 mei 2024
Samenvatting
Op 5 januari 2023 heeft X (belanghebbende) haar auto geparkeerd en heeft zij een parkeersessie aangemeld op de bewonersvergunning van haar vader.
De gemeente Amsterdam heeft de wijze van het aanmelden van dergelijke parkeersessies op 4 december 2022 gewijzigd in die zin dat naast het aanmelden ook een eindtijd moet worden ingevuld. Als geen eindtijd wordt ingevuld dan wordt het kenteken automatisch na vijftien minuten afgemeld. Deze aangepaste wijze van handelen is op het aanmeldportaal vermeld.
X heeft bij het aanmelden geen eindtijd ingevuld hetgeen tot een naheffingsaanslag parkeerbelasting heeft geleid. Na bezwaar is de naheffingsaanslag wegens coulance vernietigd.
X stelt bij Rechtbank Amsterdam terecht dat de Heffingsambtenaar het verzoek om een proceskostenvergoeding in bezwaar had moeten toewijzen.
De Heffingsambtenaar heeft niet aannemelijk gemaakt dat de betreffende voorwaarde (het invullen van de eindtijd) aan de vergunning was verbonden. De naheffingsaanslag was dus onrechtmatig. De Rechtbank veroordeelt de Heffingsambtenaar tot vergoeding van in totaal € 1.185 aan proceskosten.
BRON
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 mei 2024 in de zaak tussen
eiseres, uit Almere, eiseres (gemachtigde: M.J.M. Bergers),
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam (heffingsambtenaar).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 31 juli 2023.
1.1. De heffingsambtenaar heeft aan eiseres een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting opgelegd met nummer [aanslagnummer] .
1.2. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. De heffingsambtenaar heeft daarbij de naheffingsaanslag vernietigd. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen.
1.3. Eiseres heeft tegen deze uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4. De rechtbank heeft het beroep op 9 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de heffingsambtenaar deelgenomen.
Feiten
2. De vader van eiseres heeft een bewonersvergunning voor parkeren in het voor hem geldende vergunningengebied in de gemeente Amsterdam. Daarbij heeft hij ook een bezoekersvergunning waarmee hij het recht heeft om zijn bezoekers tegen een gereduceerd tarief te laten parkeren in het voor hem geldende vergunningengebied. Om voor die korting in aanmerking te komen moet de parkeersessie voor het voertuig van de bezoekers worden aangemeld op de daarvoor ingerichte website van de gemeente Amsterdam (aanmeldenparkeren.amsterdam.nl, hierna: het aanmeldportaal).
3. De gemeente Amsterdam heeft de wijze van het aanmelden van de parkeersessie op 4 december 2022 gewijzigd in de zin dat naast het aanmelden ook een eindtijd moet worden ingevuld. Als geen eindtijd wordt ingevuld dan wordt het kenteken automatisch na vijftien minuten afgemeld. Deze aangepaste wijze van handelen is op het aanmeldportaal vermeld.
4. Op 5 januari 2023 heeft eiseres met een auto met kenteken [nummer] geparkeerd en heeft zij een parkeersessie aangemeld op de bewonersvergunning van haar vader. Doordat eiseres bij het aanmelden geen eindtijd heeft ingevuld op het aanmeldportaal, is de parkeersessie na vijftien minuten automatisch beëindigd.
5. Op 5 januari 2023 om 19:45 uur heeft de heffingsambtenaar geconstateerd dat de auto van eiseres geparkeerd stond ter hoogte van de [adres] in Amsterdam terwijl daar geen of te weinig parkeerbelasting voor was betaald. De heffingsambtenaar heeft de naheffingsaanslag opgelegd. De heffingsambtenaar heeft deze aanslag in de uitspraak op bezwaar wegens coulance vernietigd.
Beoordeling door de rechtbank
6. De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar het verzoek om een proceskostenvergoeding in bezwaar had moeten toewijzen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
7. Het beroep is gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
8. Artikel 1 van de Verordening parkeerbelastingen Amsterdam 2023 (hierna: de Verordening) maakt onderscheid in de zogeheten a-belasting en b-belasting. De a-belasting betreft ‘een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze’. De b-belasting betreft ‘een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze’.
9. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de heffingsambtenaar de verzochte proceskostenvergoeding in bezwaar had moeten toewijzen. Eiseres is het niet eens met de stelling van de heffingsambtenaar dat de aanslag uit coulance is vernietigd en dat er daarom geen recht zou bestaan op een proceskostenvergoeding. Eiseres stelt namelijk dat de naheffingsaanslag onrechtmatig was, omdat die in strijd is met het legaliteitsbeginsel. Er is namelijk geen wettelijke grondslag voor de voorwaarde dat de parkeersessie na een kwartier automatisch wordt beëindigd indien geen eindtijd wordt ingevoerd. De vader van eiseres was ook niet op de hoogte van deze regel, terwijl hij al jaren een bewonersvergunning heeft. Deze beroepsgrond slaagt.
10. Eiseres heeft de auto geparkeerd op de bezoekersvergunning van haar vader. Met deze vergunning kunnen bezoekers onder voorwaarden met een gereduceerd tarief parkeren. In dit geval gaat het dus om b-belasting en om de vraag of eiseres niet langer aan de voorwaarden voldeed die gelden voor de parkeervergunning.
11. De heffingsambtenaar heeft kennelijk een voorwaarde willen stellen aan de wijze waarop van een gereduceerd tarief gebruik kan worden gemaakt: bij het aanmelden moet ook een eindtijd worden opgegeven, anders vervalt na vijftien minuten het recht om met een gereduceerd tarief te parkeren (de voorwaarde). Op grond van artikel 1, aanhef en onder b, van de Verordening moeten voorwaarden waaronder de betreffende vergunning geldt zijn opgenomen in de vergunning. Het enkele informeren over deze voorwaarden op het aanmeldportaal is daartoe niet voldoende. Niet gesteld of gebleken is dat de voorwaarde in de vergunning is aangegeven. Anders dan de gemachtigde van de heffingsambtenaar op zitting heeft betoogd is het de rechtbank ook niet gebleken dat deze voorwaarde in de Verordening, de daarbij behorende Tarieventabel of in het Uitvoerings- en aanwijzingsbesluit parkeerbelasting Amsterdam is opgenomen.
12. De heffingsambtenaar heeft dus niet aannemelijk gemaakt dat de voorwaarde aan de vergunning was verbonden. Aan eiseres kan dan ook niet worden tegengeworpen dat zij geen eindtijd heeft opgegeven op het aanmeldportaal. De aanslag was dus onrechtmatig en de heffingsambtenaar had de kosten in bezwaar moeten vergoeden.
13. Voor zover de gemachtigde van de heffingsambtenaar op de zitting heeft aangeboden om uit te zoeken waar de voorwaarde is bepaald en hoe die voorwaarde bekend is gemaakt wijst de rechtbank dat aanbod af. De gemachtigde van de heffingsambtenaar heeft niet aannemelijk gemaakt dat er feiten en omstandigheden zijn die maken dat zij dit redelijkerwijs niet eerder had kunnen onderbouwen.
Conclusie en gevolgen
14. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt daarom de uitspraak op bezwaar.
15. De rechtbank neemt met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht zelf een beslissing en bepaalt dat de heffingsambtenaar de proceskosten die eiseres met het instellen van bezwaar heeft gemaakt moet vergoeden, zoals hierna bepaald.
16. Omdat het beroep gegrond is moet de heffingsambtenaar het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. De heffingsambtenaar moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiseres een vast bedrag per proceshandeling. In bezwaar heeft elke proceshandeling een waarde van € 310,-. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875,-. Eiseres heeft in bezwaar gevraagd om vergoeding van de proceskosten. De gemachtigde heeft een bezwaarschrift ingediend, de hoorzitting bijgewoond, een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. Omdat de zaak een licht gewicht heeft, is op de waarde de factor 0,5 toegepast. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.185,-.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover deze ziet op de proceskostenvergoeding;
- bepaalt dat het verzoek om een proceskostenvergoeding in bezwaar wordt toegewezen;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van de bestreden uitspraak op bezwaar;
- bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van € 1.185,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F. Kuiken, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.H. Gonera, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 mei 2024.
Metadata
Lokale heffingen