Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

X (belanghebbende) is bestuurder geweest van twee vennootschappen, die op 16 december 2016 failliet zijn verklaard. De Ontvanger heeft X na het einde van de faillissementen bij beschikkingen van 23 en 26 juni 2017 op grond van artikel 36 IW 1990 aansprakelijk gesteld voor onbetaald gebleven naheffingsaanslagen loonheffingen (tijdvak september, oktober en november 2013).

Na cassatie door de Hoge Raad heeft verwijzingshof Amsterdam geoordeeld dat X zich met succes kon beroepen op verjaring (van het recht op dwanginvordering) van de belastingschulden en dat de aansprakelijkstelling daarom dient te vervallen.

De staatssecretaris stelt in dit cassatieberoep dat artikel 27, lid 2, IW 1990 is geschonden doordat het Hof heeft miskend dat de verjaringstermijn is verlengd met het door X genoten uitstel van betaling. Hij verdedigt de opvatting dat voornoemd artikel bewerkstelligt dat aan de aansprakelijkgestelde verleend uitstel van betaling voor het bedrag van de aansprakelijkstelling, automatisch en rechtstreeks leidt tot verlenging van de verjaringstermijn van de aanslag. Voor die opvatting ziet A-G Koopman echter onvoldoende steun in wettekst, wetsgeschiedenis en de strekking van die bepaling.

De A-G overweegt dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat het recht op dwanginvordering van de belastingschuld is verjaard en dat de aansprakelijkstelling daarom dient te vervallen, en dat het middel tevergeefs wordt voorgesteld.

Het cassatieberoep is ongegrond, concludeert de A-G.

Metadata

Rubriek(en)
Invordering
Belastingtijdvak
2013
Instantie
A-G
Datum instantie
13 september 2024
Rolnummer
24/00263
ECLI
ECLI:NL:PHR:2024:936
Auteur(s)
J.H.P.M. Raaijmakers
Raaijmakers Belastingadvies en Educatie
NLF-nummer
NLF 2024/2236
Aflevering
8 oktober 2024
Judoregnummer
JCDI:NFB6605
bwbr0004770&artikel=27&lid=2,bwbr0004770&artikel=27&lid=2

Naar de bovenkant van de pagina