Direct naar content gaan

Samenvatting

Na echtscheiding in 2013 is X (belanghebbende) in de voormalige echtelijke woning blijven wonen. Op basis van het echtscheidingsconvenant neemt hij ook het deel van de hypotheeklasten van zijn ex-partner voor zijn rekening tot het moment waarop de echtelijke woning is geleverd aan de nieuwe eigenaar(s).

X verbleef tot 13 juli 2017 in de woning en is daarna naar een huurwoning verhuisd. De woning heeft vanaf die datum te koop gestaan en is op 14 mei 2019 aan derden verkocht en geleverd. De overwaarde van de woning van ruim € 31.000 is voor de helft uitgekeerd aan de ex-partner.

In de aangifte IB/PVV 2018 claimt X aftrek van de volledig door hem betaalde hypotheekrente. De Inspecteur staat slechts aftrek toe voor de helft. Dit is conform de afspraken zoals vastgelegd in het echtscheidingsconvenant. X bepleit bij Hof Den Bosch tevergeefs om de afspraken terzijde te schuiven.

Aangezien X de mogelijkheid had om op basis van het echtscheidingsconvenant de helft van de betaalde rente op zijn ex-partner te verhalen bij verkoop van de woning, drukken deze kosten niet op X zoals bedoeld in artikel 3.110 en 3.111, lid 1, Wet IB 2001. Dat X hiervan heeft afgezien, doet hieraan niet af. X kan niet meer dan 50% van de betaalde rente over de hypothecaire geldlening voor de eigen woning in aftrek brengen.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2018
Instantie
Hof Den Bosch
Datum instantie
9 oktober 2024
Rolnummer
22/2283
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2024:3157
NLF-nummer
NLF 2025/0432
Aflevering
25 februari 2025
bwbr0011353&artikel=3.110,bwbr0011353&artikel=3.110,bwbr0011353&artikel=3.111,bwbr0011353&artikel=3.111

Naar de bovenkant van de pagina