Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie(36)
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X bv heeft in 2011 in eigen naam en voor eigen rekening 10 aangiften gedaan voor de douaneregeling voor het in het vrije verkeer brengen van metalen (ijzeren/stalen) bevestigingsmiddelen.

De Inspecteur heeft met dagtekening 4 juni 2014 een uitnodiging tot betaling (UTB) van rechten bij invoer (antidumpingrechten) uitgereikt voor een bedrag van € 954.269,50. Volgens de Inspecteur zijn de bevestigingsmiddelen vanuit China in Thailand ingevoerd en via bonded warehouses in Thailand doorgevoerd naar de EU. De bevestigingsmiddelen hebben geen be- of verwerking ondergaan in Thailand, zodat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 24 CDW, aldus de Inspecteur.

Rechtbank Noord-Holland acht door de Inspecteur aannemelijk gemaakt dat de oorsprong van de bevestigingsmiddelen China is, zodat terecht antidumpingrechten zijn nagevorderd. 

X bv heeft hoger beroep ingesteld.

Ook Hof Amsterdam oordeelt dat de Inspecteur met de overgelegde stukken van OLAF (antifraudebureau van de Commissie) heeft voldaan aan de op hem rustende last aannemelijk te maken dat de ingevoerde bevestigingsmiddelen als oorsprong China hebben. Het antidumpingrecht is voorts niet berekend naar een te hoog tarief. Het Hof verwerpt alle stellingen van X bv. Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard.

Metadata

Rubriek(en)
Douane
Belastingtijdvak
2011
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
22 december 2016
Rolnummer
15/00724
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2016:5574
NLF-nummer
NLF 2017/0340
Aflevering
16 februari 2017
bwbr-commun&artikel=24,bwbr-commun&artikel=78

Naar de bovenkant van de pagina