Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) houdt een middellijk aanmerkelijk belang in B (bv). Hij is lid van de raad van toezicht van een op 12 mei 2016 opgerichte stichting. B en de stichting zijn op 12 mei 2016 een Service Agreement aangegaan. X heeft op die datum een lening aan de stichting verstrekt van (aanvankelijk) € 950.000. Hij heeft de verstrekte lening aangegeven in box 3.

Volgens de Inspecteur is echter sprake van het ter beschikking stellen van vermogensbestanddelen als bedoeld in artikel 3.92, lid 1, onderdeel b, Wet IB 2001. Hij heeft dit met (navorderings)aanslagen gecorrigeerd.

Rechtbank Gelderland heeft de Inspecteur gelijk gegeven.

X heeft hoger beroep ingesteld. Zijn stelling dat de Inspecteur ten aanzien van het jaar 2016 geen navorderingsbevoegdheid heeft, heeft X uitdrukkelijk en ondubbelzinnig ingetrokken.

Hof Arnhem-Leeuwarden volgt de Inspecteur in zijn subsidiaire standpunt dat de lening binnen het bereik van de in artikel 3.92, lid 1, onderdeel a, Wet IB 2001 opgenomen tbs-regeling valt. Hij heeft daarom terecht de rentebaten van die lening bij X in box 1 belast. Het primaire standpunt van de Inspecteur dat sprake is van een terbeschikkingstelling als bedoeld in artikel 3.92, lid 1, onderdeel b, Wet IB 2001 behoeft dan geen behandeling.

Het hoger beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2016-2017
Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
Datum instantie
18 februari 2025
Rolnummer
23/1202; 23/1204
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2025:967
NLF-nummer
NLF 2025/0502
Aflevering
4 maart 2025
bwbr0011353&artikel=3.92&lid=1,bwbr0011353&artikel=3.92&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina