Verlaging verhuurderheffing
Gerelateerde content
- Wet en parlementaire geschiedenis(1)
- Internationale regelgeving
- Lagere regelgeving
- Besluiten
- Jurisprudentie(2)
- Commentaar NLFiscaal
- Literatuur
- Recent(1)
- Annotatie wetsgeschiedenis NLFiscaal(3)
Samenvatting
Relevante Kamerstukken
- Voorstel van wet: Artikel I, onderdeel A en B
- Memorie van toelichting: algemeen deel p. 1-2, artikelsgewijze toelichting p. 2
- Nota naar aanleiding van het verslag: p. 1-5
- Nota van wijziging: p. 1-2
29 oktober 2021
De structurele verlagingen van de verhuurderheffing volgen elkaar in rap tempo op. Naast de eerder genoemde bedragen van € 180 miljoen (compensatie huurbevriezing) en € 500 miljoen (motie Hermans) volgt thans een bedrag ter verdere uitvoering van de motie Hermans van € 151 miljoen als compensatie voor de aanscherping van de rente-aftrekbeperkingsbepaling van artikel 15b Wet VpB 1969, zodat de teller blijft steken op € 831 miljoen.
Een eventuele verdere verlaging van de verhuurderheffing is aan het volgende kabinet. Die ligt wel enigszins voor de hand omdat, zo wordt ook in de nota naar aanleiding van het verslag gesignaleerd, de verlaging van de verhuurderheffing nog niet voldoende is om het tekort van de corporatiesector volledig op te lossen.
Artikel 1.7 Maatregelen woningmarkt 2014 II
Artikel 1.11 Maatregelen woningmarkt 2014 II
a. bouw van huurwoningen als bedoeld in artikel 1.2, tweede lid, onderdeel b, onder 1° : € 0 per gebouwde huurwoning; b. de bouw van huurwoningen als bedoeld in artikel 1.2, tweede lid, onderdeel b, onder 2°, die niet gelegen zijn in een gebied als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, of in een gemeente als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d: € 0 per gebouwde huurwoning; c. de bouw van huurwoningen als bedoeld in artikel 1.2, tweede lid, onderdeel b, onder 2°, die gelegen zijn in een gemeente als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d: € 0 per gebouwde huurwoning; d. de bouw van huurwoningen als bedoeld in artikel 1.2, tweede lid, onderdeel b, onder 2°, die gelegen zijn in een gebied als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a: € 0 per gebouwde huurwoning; e. grootschalige verbouw van huurwoningen: € 0 per verbouwde huurwoning; f. verbouw van niet voor bewoning bestemde ruimten tot huurwoningen: € 0 per gerealiseerde huurwoning; g. sloop van huurwoningen: € 0 per gesloopte huurwoning; h. kleinschalige verbouw van huurwoningen: € 0 per verbouwde huurwoning; i. samenvoeging van huurwoningen teneinde een of meer huurwoningen te verkrijgen: € 0 per huurwoning waarmee het aantal huurwoningen door die samenvoeging is verminderd; j. de bouw van huurwoningen als bedoeld in artikel 1.2, tweede lid, onderdeel b, onder 2°, die gelegen zijn in een gebied als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a: € 0 per gebouwde huurwoning; k. een verduurzaming van categorie 1: € 10.000 per verduurzaamde huurwoning; l. een verduurzaming van categorie 2: € 7.000 per verduurzaamde huurwoning; m. een verduurzaming van categorie 3: € 5.000 per verduurzaamde huurwoning; n. een verduurzaming van categorie 4: € 3.000 per verduurzaamde huurwoning; o. de bouw van huurwoningen als bedoeld in artikel 1.2, tweede lid, onderdeel b, onder 2°, die gelegen zijn in een gemeente als genoemd in bijlage 2 bij deze wet: € 0 per gebouwde huurwoning; p. de bouw van huurwoningen als bedoeld in artikel 1.2, tweede lid, onderdeel b, onder 2⁰, die niet zijn gelegen in een gemeente als genoemd in bijlage 2 bij deze wet: € 0 per gebouwde huurwoning.
a. met betrekking tot investeringen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, e en h, die zijn gerealiseerd op of na 1 januari 2014 uitsluitend van toepassing in de gebieden Charlois, Feijenoord en IJsselmonde van de gemeente Rotterdam; b. met betrekking tot investeringen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen g en i, die zijn gerealiseerd op of na 1 januari 2014 uitsluitend van toepassing in de in onderdeel a genoemde gebieden en in de gemeenten Beek, Beekdaelen, Brunssum, Eemsdelta, Eijsden-Margraten, Gulpen-Wittem, Heerlen, Het Hogeland, Hulst, Kerkrade, Landgraaf, Maastricht, Meerssen, Oldambt, Pekela, Simpelveld, Sittard-Geleen, Sluis, Stadskanaal, Stein, Terneuzen, Vaals, Valkenburg aan de Geul, Veendam, Voerendaal en Westerwolde; c. met betrekking tot investeringen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen g en i, die zijn gerealiseerd op of na 1 januari 2017 uitsluitend van toepassing in de in onderdeel a genoemde gebieden, de in onderdeel b genoemde gemeenten en de gemeenten Aalten, Achtkarspelen, Berkelland, Bronckhorst, Dantumadiel, Doetinchem, Montferland, Noardeast-Fryslân, Oost Gelre, Oude IJsselstreek, Tytsjerksteradiel en Winterswijk; d. met betrekking tot investeringen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, die zijn gerealiseerd op of na 1 januari 2017 uitsluitend van toepassing in de gemeenten, genoemd in bijlage 1 bij deze wet; e. met betrekking tot investeringen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, die zijn gerealiseerd op of na 1 januari 2017 uitsluitend van toepassing in de in onderdeel a genoemde gebieden; f. met betrekking tot investeringen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, uitsluitend van toepassing voor zover die investeringen gerealiseerd zijn op of na 1 januari 2014; g. met betrekking tot investeringen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, uitsluitend van toepassing voor zover die investeringen gerealiseerd zijn op of na 1 januari 2017; h. met betrekking tot investeringen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel j, uitsluitend van toepassing voor zover die investeringen zijn gerealiseerd in de in onderdeel a genoemde gebieden in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2016; i. met betrekking tot investeringen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen k tot en met n, uitsluitend van toepassing voor zover die investeringen gerealiseerd zijn op of na 1 januari 2019; j. met betrekking tot investeringen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel o, die zijn gerealiseerd op of na 1 januari 2020 uitsluitend van toepassing in de gemeenten, genoemd in bijlage 2 bij deze wet; k. met betrekking tot investeringen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel p, die zijn gerealiseerd op of na 1 januari 2020.
a. de bouw van huurwoningen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, ten minste € 62.500 per gebouwde huurwoning bedragen; b. de bouw van huurwoningen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, ten minste € 25.000 per gebouwde huurwoning bedragen; c. de bouw van huurwoningen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, ten minste € 50.000 per gebouwde huurwoning bedragen; d. de bouw van huurwoningen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, ten minste € 87.500 per gebouwde huurwoning bedragen; e. de grootschalige verbouw van huurwoningen ten minste € 62.500 per verbouwde huurwoning bedragen; f. de verbouw van niet voor bewoning bestemde ruimten tot huurwoningen: ten minste € 25.000 per gerealiseerde huurwoning bedragen; g. de sloop van huurwoningen ten minste € 62.500 per gesloopte huurwoning bedragen; h. de kleinschalige verbouw van huurwoningen ten minste € 25.000 per verbouwde huurwoning bedragen; i. de samenvoeging van huurwoningen teneinde een of meer huurwoningen te verkrijgen ten minste € 62.500 per huurwoning waarmee het aantal huurwoningen door die samenvoeging is verminderd, bedragen; j. de bouw van huurwoningen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel j, ten minste € 62.500 per gebouwde huurwoning bedragen; en k. de verduurzaming van huurwoningen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel k, ten minste € 25.000 per verduurzaamde huurwoning bedragen; l. de verduurzaming van huurwoningen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel l, ten minste € 17.500 per verduurzaamde huurwoning bedragen; m. de verduurzaming van huurwoningen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel m, ten minste € 12.500 per verduurzaamde huurwoning bedragen; n. de verduurzaming van huurwoningen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel n, ten minste € 7.500 per verduurzaamde huurwoning bedragen; o. de bouw van huurwoningen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel o, ten minste € 62.500 per gebouwde huurwoning bedragen; p. de bouw van huurwoningen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel p, ten minste € 31.250 per gebouwde huurwoning bedragen.
Metadata
Vennootschapsbelasting