Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

In de periode van 20 oktober 2017 tot en met 27 november 2019 zijn door en namens X (bv; belanghebbende) aangiften voor het vrije verkeer gedaan van voedingssupplementen.

Volgens de Inspecteur heeft X in 73 aangiften voor het vrije verkeer de goederen verkeerd ingedeeld, waardoor een bedrag aan verschuldigde invoerrechten van in totaal € 61.761,64 ten onrechte niet is betaald. In geschil is een in verband hiermee opgelegde utb, voor zover deze betrekking heeft op douaneschulden die zijn ontstaan vóór 22 februari 2019. Het gaat uitsluitend om de toepassing van de verlengde verjaringstermijn.

Volgens de Inspecteur wordt met het doen van een onjuiste aangifte voldaan aan het criterium van artikel 7:7 Adw om een verlengde verjaringstermijn toe te passen. Rechtbank Noord-Holland geeft de Inspecteur gelijk. De verjaring van het recht op vervolging doet niet af aan mogelijke toepassing van de verlengde verjaringstermijn. Voorts is opzet of schuld geen toepassingsvoorwaarde voor de verlengde verjaringstermijn. De Inspecteur heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de verlengde verjaringstermijn van vijf jaar van toepassing is, nu door X onjuiste aangiften zijn gedaan. De door X aangevoerde stellingen slagen niet.

Metadata

Rubriek(en)
Douane
Belastingtijdvak
20 oktober 2017 tot 22 februari 2019
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum instantie
15 augustus 2024
Rolnummer
22/6136
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2024:8164
bwbr0023746&artikel=7:7

Naar de bovenkant van de pagina