Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

De vader van X (belanghebbende) heeft in 2012 een stichting opgericht en in dat jaar heeft de stichting alle aandelen verworven van een bv tegen uitgifte van certificaten aan de vader. De aandelen in deze bv zijn aan te merken als fictieve onroerende zaken. Vanaf de oprichting van de stichting is vader daarvan enig bestuurder. In 2023 is X toegetreden tot het bestuur. In 2017 heeft vader de certificaten geschonken aan X.
X was enig bestuurder van de bv, enige tijd na de schenking is vader toegetreden tot het bestuur.
In deze procedure is in geschil of de vrijstelling van artikel 15, lid 1, aanhef en onderdeel b, Wet BRV (BOR; bedrijfsopvolging) voor de overdrachtsbelasting van toepassing is op de schenking van de certificaten.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de BOR van toepassing is, maar alleen voor zover sprake is van verkrijging van onroerende zaken die dienstbaar zijn aan een materiële onderneming.
X slaagt er niet in aannemelijk te maken dat alle onroerende zaken dienstbaar zijn aan de onderneming. De Rechtbank sluit aan bij het subsidiaire standpunt van zowel X als de Inspecteur en gaat ervan uit dat voor 50% sprake is van ondernemingsvermogen, zodat de BOR voor 50% van toepassing is.
De opgelegde naheffingsaanslag overdrachtsbelasting van € 3.572.785 wordt verminderd tot € 1.786.392.

Metadata

Rubriek(en)
Belastingen van rechtsverkeer
Belastingtijdvak
2017
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum instantie
19 december 2024
Rolnummer
23/7025
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2024:13859
bwbr0002740&artikel=15&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina