Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft in 2019 een op maat gemaakte elektrische fiets aangeschaft en zelf betaald.

Zij heeft voor deze fiets bij de gemeente geen vergoeding vanuit de Wmo aangevraagd nadat in 2009 door dezelfde gemeente een Wmo-aanvraag voor een driewielige fiets met trapondersteuning (zelfde type) is afgewezen.

In hoger beroep is in geschil of X recht heeft op aftrek van de kosten voor de elektrische fiets als uitgaven voor specifieke zorgkosten. Meer specifiek is in geschil of het niet doen van een Wmo-aanvraag voor de elektrische fiets aan aftrek in de weg staat.

Partijen zijn het erover eens dat de elektrische fiets kan worden aangemerkt als een ‘ander hulpmiddel’ in de zin van artikel 6.17, lid 1, aanhef en onderdeel d, Wet IB 2001.

Hof Amsterdam bevestigt het oordeel van Rechtbank Noord-Holland dat de kosten voor de elektrische fiets ad € 8.169 wegens uitgaven voor specifieke zorgkosten in aftrek kunnen worden gebracht zonder eerst een Wmo-aanvraag te doen. Het hoger beroep van de Inspecteur is daarom ongegrond.

In verband met de sterke samenhang tussen de verzekering en het hulpmiddel heeft de Inspecteur verklaard dat het incidentele hoger beroep gegrond is als het initiële hoger beroep niet slaagt. De kosten voor de fietsverzekering van € 833 komen aldus ook voor aftrek in aanmerking.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2019
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
20 augustus 2024
Rolnummer
22/2385
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2024:2347
NLF-nummer
NLF 2024/2178
Aflevering
1 oktober 2024
bwbr0011353&artikel=6.17&lid=1,bwbr0011353&artikel=6.17&lid=1,bwbr0011353&artikel=6.18&lid=1,bwbr0011353&artikel=6.18&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina