Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Nadat de Europese Commissie klachten had ontvangen over het feit dat de zogenoemde Spaanse belastingleaseregeling, zoals toegepast op bepaalde leaseovereenkomsten voor de financiering en aankoop van schepen (hierna: SBL-regeling), het scheepvaartmaatschappijen mogelijk maakte om door Spaanse scheepswerven gebouwde schepen te kopen met een korting van 20 tot 30%, heeft zij de formele onderzoeksprocedure van artikel 108, lid 2, VWEU ingeleid. De Commissie is tot het oordeel gekomen dat sommige van de fiscale maatregelen waaruit de SBL-regeling bestond, verboden staatssteun vormden. De steun moest worden teruggevorderd van de investeerders die ervan hebben geprofiteerd. Het Gerecht van de EU (17 december 2015, gevoegde zaken T-515/13 en T-719/13, ECLI:EU:T:2015:1004) heeft het besluit echter vernietigd. Tegen dit besluit had de Commissie een hogere voorziening ingesteld bij het HvJ. Het HvJ had de zaak vervolgens terugverwezen naar het Gerecht.

Na de terugwijzing heeft het Gerecht de grief verworpen dat het een fout in de analyse van de selectiviteit van de SBL-regeling heeft gemaakt. Het Gerecht heeft ook het middel afgewezen betreffende schending van de beginselen inzake terugvordering wegens de methode die was gebruikt om de onverenigbare steun te berekenen, door te oordelen dat de Commissie geen blijk had gegeven van een onjuiste opvatting door de volledige steun van de investeerders in de ESV’s (economische samenwerkingsverbanden) terug te vorderen hoewel een deel van het voordeel aan derden was overgedragen. Het Gerecht heeft vervolgens alle beroepen verworpen (23 september 2020, T-515/13 en T-719/13 (Spanje e.a./Commissie), ECLI:EU:T:2020:434).

Met deze hogere voorziening wordt het HvJ opnieuw verzocht om zich uit te spreken over de Spaanse belastingleaseregeling.

A-G Pikamäe stelt het HvJ voor om het arrest van het Gerecht van 23 september 2020 gedeeltelijk te vernietigen voor zover het Gerecht zijn motiveringsplicht heeft geschonden bij zijn antwoord op het derde middel dat Lico Leasing en PYMAR voor het Gerecht hebben aangevoerd.

Voorts stelt de A-G het HvJ voor om te oordelen dat het gedeelte van het belastingvoordeel dat door de ESV’s aan de scheepvaartmaatschappijen is overgedragen in het kader van de tussen hen gesloten particuliere overeenkomsten, in mindering moet worden gebracht op het bij de investeerders van de ESV’s terug te vorderen bedrag.

Metadata

Rubriek(en)
Europees belastingrecht
Belastingtijdvak
2013
Instantie
A-G HvJ
Datum instantie
29 september 2022
Rolnummer
C‑649/20 P; C‑658/20 P; C‑662/20 P
ECLI
ECLI:EU:C:2022:744
Auteur(s)
Mart van Hulten
Lubbers, Boer & Douma/Tilburg University
NLF-nummer
NLF 2022/2022
Aflevering
20 oktober 2022
Judoreg
NFB5279
bwbv0001506&artikel=107,bwbv0001506&artikel=107,bwbv0001506&artikel=108,bwbv0001506&artikel=108

Naar de bovenkant van de pagina