Samenvatting
X bv is exploitant van een bungalowpark. Haar enig aandeelhouder Holding bv is eigenaar van het park. Het bungalowpark is ingevolge artikel 16, onderdeel e, Wet WOZ als één onroerende zaak aangemerkt. Aan X bv en Holding bv zijn als gebruiker respectievelijk eigenaar aanslagen OZB opgelegd. X bv en Holding bv stellen dat de op het bungalowpark gelegen recreatiewoningen aangemerkt kunnen worden als woning. In dat geval is alleen de eigenaar, Holding bv, belastingplichtig voor de OZB, en wel naar het (lagere) woningentarief.
Rechtbank Gelderland heeft geoordeeld dat de recreatiewoningen (en stacaravans) niet bestemd zijn voor permanente bewoning, zodat deze niet als woning kunnen worden aangemerkt. Tegen dit oordeel is met succes (sprong)cassatieberoep ingesteld. Recreatiewoningen zijn op zichzelf beschouwd naar aard en inrichting zowel bestemd als geschikt om enigszins duurzaam voor menselijke bewoning te dienen. Zij zijn daarom aan te merken als woning, aldus de Hoge Raad. De omstandigheid dat permanente bewoning ingevolge gemeentelijke voorschriften niet is toegestaan, brengt geen wijziging in de aard en de inrichting, en daarmee de bestemming van de woning. Aangezien buiten geschil is dat meer dan 70% van de waarde van het bungalowpark is toe te rekenen aan de recreatiewoningen, dient het park ingevolge artikel 220a, lid 2, Wet WOZ in hoofdzaak tot woning. De aan X bv opgelegde aanslag gebruikersbelasting wordt vernietigd en de aan Holding bv opgelegde aanslag in de eigenarenbelasting wordt verminderd naar het woningentarief.
Conform Conclusie A-G IJzerman.