Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (belanghebbende) was van 2 januari 1992 tot en met 31 december 2005 voorzitter van de Raad van Bestuur van een nv. Van 1 januari 2006 tot en met 18 maart 2013 was hij lid van de Raad van Commissarissen van de nv. Zijn zoon was van 1 juni 2005 tot 1 januari 2012 lid van de Raad van Bestuur van de nv.

Op 19 december 2005 is een stichting opgericht met X als enig bestuurder. A (bv) is opgericht op 15 december 2005. Enig aandeelhouder van A is vanaf 28 december 2005 de stichting. Vanaf de oprichting van A is X tevens de enig bestuurder van A. De certificaten van aandelen A (in de uitspraak gaat het over certificaten van aandelen [Stichting]; daar dat niet bestaat gaan wij er hier van uit dat het gaat om certificaten van aandelen A) zijn in december 2005 (herroepelijk) geschonken door eiser aan zijn kinderen en/of kleinkinderen.

Verschillende leveranciers van de nv moesten betalen aan A alvorens te mogen (blijven) leveren aan de nv. X en de zoon hebben hierbij een rol gespeeld, waarbij zij gebruik hebben gemaakt van hun respectievelijke functies bij de nv.

Volgens de Inspecteur is er in dit kader bij X sprake geweest van resultaat uit overige werkzaamheden. Daarom heeft hij aan hem voor een aantal jaren navorderingsaanslagen IB/PVV opgelegd.

Rechtbank Den Haag is echter van oordeel dat in dit geval sprake is van een voordeel dat is opgekomen in de vennootschapssfeer en daarmee ligt in de vennootschapsbelastingsfeer (en eventueel daaropvolgend in de aanmerkelijkbelangsfeer). Dat sluit naar het oordeel van de Rechtbank uit dat de voordelen kunnen worden belast als resultaat uit overige werkzaamheden, zoals door de Inspecteur bepleit; dat is alsdan in strijd met de wetssystematiek.

Dit betekent dat de Inspecteur ten onrechte uit hoofde van de door A ontvangen onverschuldigde betalingen een belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden bij X in aanmerking heeft genomen.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2010-2013
Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum instantie
18 augustus 2020
Rolnummer
19/6536, 19/6537, 19/6541 en 19/6543
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2020:8196
Auteur(s)
Joep Verbaarschot
Deloitte / Universiteit van Amsterdam
NLF-nummer
NLF 2020/2060
Aflevering
1 oktober 2020
Judoreg
NFB3701

Naar de bovenkant van de pagina