Op 7 oktober 2019 is op www.internetconsultatie.nl het consultatiedocument ‘Aanwijzing van laagbelastende staten 2020’ van start gegaan.
Om uitvoering te geven aan maatregelen tegen belastingontwijking, stelt de staatssecretaris jaarlijks bij ministeriële regeling vast welke staten worden aangewezen als laagbelastend en/of niet-coöperatief (de Regeling). Laagbelastende staten zijn staten zonder winstbelasting of met een statutair tarief van minder dan 9%. Niet-coöperatieve staten zijn staten die zijn opgenomen op de EU-lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
In december 2019 worden de wijzigingen in de Regeling die van toepassing is in (boekjaren die aanvangen in) het kalenderjaar 2020 vastgesteld en gepubliceerd. Door middel van deze consultatie wordt aan belangstellenden de gelegenheid gegeven om te reageren op de door de staatssecretaris voorgenomen aanwijzing van laagbelastende staten. De aanwijzing van niet-coöperatieve staten gebeurt op basis van de in EU-verband vast te stellen lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden en maakt geen deel uit van deze consultatie.
Voorgenomen aanwijzing laagbelastende staten
Op basis van de bij het ministerie van Financiën op dit moment beschikbare gegevens hebben de hieronder genoemde staten geen winstbelasting of een winstbelasting met een statutair tarief van minder dan 9%. De staatssecretaris is daarom voornemens om deze staten voor het kalenderjaar 2020 aan te wijzen als laagbelastende staten:
Anguila, Bahama’s, Bahrein, Barbados, Bermuda, Britse Maagdeneilanden, Guernsey, Isle of Man, Jersey, Kaaimaneilanden, Koeweit, Qatar, Turkmenistan, Turks- en Caicoseilanden, Vanuatu en Verenigde Arabische Emiraten.
Ten opzichte van de voor het kalenderjaar 2019 aangewezen laagbelastende staten worden hiermee twee nieuwe staten (Barbados en Turkmenistan) aangewezen en worden twee staten (Belize en Saudi-Arabië) niet langer als laagbelastende staten aangewezen.
De einddatum van de consultatie is 8 november 2019.
De lijst van laagbelastende en niet-coöperatieve landen is voor het eerst vastgesteld op 31 december 2018. Deze lijst is op dit moment van belang bij de toepassing van de CFC-wetgeving en voor het nieuwe rulingbeleid. Gelet op het wetsvoorstel ‘Bronbelasting 2021’ zal deze lijst vanaf 2021 ook van belang zijn voor de per die datum in te voeren bronbelasting op rente en royalty’s. De lijst is van belang voor boekjaren die starten op of na 1 januari 2019 en zal worden herzien per 31 december 2019. De consultatie bevat een voorstel voor de nieuwe/aangepaste lijst. Deze nieuwe lijst zal vervolgens gelden voor boekjaren startend op of na 1 januari 2020.
De lijst bestaat uit twee delen: de laagbelastende landen en de niet-coöperatieve landen. De laagbelastende landen (‘Nederlandse zwarte lijst’) zijn landen die een winstbelasting heffen tegen een tarief van minder dan 9%. Uitgangspunt voor de beoordeling is de wet- en regelgeving van deze landen per 1 oktober van het jaar dat voorgaat aan het jaar waarop de lijst van toepassing is. De niet-coöperatieve landen (‘EU-zwarte lijst’) wordt in EU-verband vastgesteld. De EU-zwarte lijst zoals deze geldt op 31 december geldt als beslissende lijst voor toepassing van de Nederlandse wet in het daaropvolgende boekjaar. Op de EU-zwarte lijst staan op dit moment negen landen, op de in met de consultatie voorgestelde Nederlandse zwarte lijst zestien landen. Vanuatu komt voor op beide lijsten.
BRON
Inleiding
Om uitvoering te geven aan maatregelen tegen belastingontwijking, stelt de staatssecretaris van Financiën jaarlijks bij ministeriële regeling vast welke staten worden aangewezen als laagbelastend en/of niet-coöperatief (hierna: de Regeling). Laagbelastende staten zijn staten zonder winstbelasting of met een statutair tarief van minder dan 9%. Niet-coöperatieve staten betreffen staten die zijn opgenomen op de EU-lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.
In december 2019 worden de wijzigingen in de Regeling die van toepassing is in (boekjaren die aanvangen in) het kalenderjaar 2020 vastgesteld en gepubliceerd. Door middel van deze consultatie wordt aan belangstellenden de gelegenheid gegeven om te reageren op de door de staatssecretaris van Financiën voorgenomen aanwijzing van laagbelastende staten. De aanwijzing van niet-coöperatieve staten gebeurt op basis van de in EU-verband vast te stellen lijst van niet- coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden en maakt geen deel uit van deze consultatie.
Achtergrond
Sinds 1 januari 2019 is in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 een aanvullende maatregel met betrekking tot Controlled Foreign Companies (hierna: CFC-maatregel) opgenomen. De CFC- maatregel, die voortvloeit uit de eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking, heeft betrekking op een gecontroleerd lichaam of een vaste inrichting in een bij ministeriële regeling aangewezen laagbelastende of niet-coöperatieve staat. Daarnaast geeft de Belastingdienst sinds 1 juli 2019 geen zekerheid vooraf meer over de fiscale gevolgen van transacties met lichamen gevestigd in deze aangewezen staten. Tot slot stelt het kabinet voor om per 1 januari 2021 een conditionele bronbelasting in te voeren op rente- en royaltybetalingen aan lichamen gevestigd in deze aangewezen staten.
Met het oog op de uitvoeringspraktijk en de rechtszekerheid wordt in de Regeling jaarlijks een uitputtende lijst vastgesteld van aangewezen laagbelastende staten en van niet-coöperatieve staten. Voor de aanwijzing van laagbelastende staten wordt jaarlijks opnieuw bekeken welke staten geen winstbelasting hebben of een winstbelasting hebben met een statutair tarief lager dan 9%. Dit wordt beoordeeld op basis van de regelgeving op 1 oktober van het kalenderjaar dat voorafgaat aan kalenderjaar waarin de gewijzigde Regeling van toepassing wordt. De aanwijzing van niet-coöperatieve staten gebeurt op basis van de EU-lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden. Hiervoor wordt aangesloten bij de EU-lijst die geldt op het moment van vaststellen van de Regeling.
Uit de vormgeving van de op dit moment geldende Regeling blijkt overigens niet duidelijk of een staat als laagbelastende staat of als niet-coöperatieve staat is aangewezen. De staten uit beide categorieën zijn eenvoudigweg in alfabetische volgorde als aangewezen staat opgenomen. In de gewijzigde Regeling die voor het kalenderjaar 2020 wordt vastgesteld, zal wel worden aangegeven of een staat is opgenomen als laagbelastende staat en/of als niet-coöperatieve staat.
Voorgenomen aanwijzing laagbelastende staten
Op basis van de ons op dit moment beschikbare gegevens hebben de hieronder genoemde staten geen winstbelasting of een winstbelasting met een statutair tarief van minder dan 9%. De staatssecretaris van Financiën is daarom voornemens om deze staten voor het kalenderjaar 2020 aan te wijzen als laagbelastende staten.
Anguila, Bahama’s, Bahrein, Barbados, Bermuda, Britse Maagdeneilanden, Guernsey, Isle of Man, Jersey, Kaaimaneilanden, Koeweit, Qatar, Turkmenistan, Turks- en Caicoseilanden, Vanuatu en Verenigde Arabische Emiraten.
Ten opzichte van de voor het kalenderjaar 2019 aangewezen laagbelastende staten worden hiermee twee nieuwe staten (Barbados en Turkmenistan) aangewezen en worden twee staten
(Belize en Saudi-Arabië) niet langer als laagbelastende staten aangewezen. Deze voorgenomen wijzigingen zijn hieronder nader toegelicht.
Barbados heeft per 1 januari 2019 de statutaire tarieven van de winstbelasting verlaagd. De tarieven variëren van 1% tot 5,5%, waarmee de statutaire tarieven nu lager zijn dan 9%.
In Turkmenistan zijn de statutaire tarieven van de winstbelasting 2%, 8% en 20%. Bij de analyse voor de voor het kalenderjaar 2019 vastgestelde Regeling is het tarief van 8% ten onrechte niet aangemerkt als het algemeen geldende tarief van de winstbelasting.
In Belize hebben belastingplichtigen de keuze om, in plaats van een belasting over de winst, een belasting over de omzet te betalen. Op basis van een opnieuw uitgevoerde analyse blijkt dat het algemeen geldende tarief dat over de omzet wordt geheven ten minste 1,75% bedraagt. Op basis van een veronderstelde gemiddelde winstmarge van 9% komt dit overeen met een belasting over de winst van 19,44%. Bij de analyse voor de voor het kalenderjaar 2019 vastgestelde Regeling was uitgegaan van een tarief over de omzet van 0,75%, wat overeen komt met een belasting over de winst van 8,33%. Het tarief van 0,75% is echter slechts van toepassing op een beperkt aantal afgebakende activiteiten (radio-, televisie- en krantenindustrie, en op de verkoop van brandstof en smeermiddelen) en dient daarom niet als het algemeen geldende statutaire tarief te worden gezien.
In Saudi-Arabië zijn lichamen met buitenlandse aandeelhouders onderworpen aan winstbelasting tegen een tarief van ten minste 20%. De winstbelasting is echter niet op ieder aldaar gevestigd lichaam van toepassing. De winstbelasting wordt niet geheven van lichamen waarvan alle aandeelhouders inwoner van Saudi-Arabië (of een van de andere golfstaten) zijn. Van laatstgenoemde lichamen wordt wel Zakat geheven. Dit is een heffing van 2,5% over het vermogen (volgens een specifieke definitie), inclusief de winst van het jaar. Ten tijde van het vaststellen van de op dit moment geldende lijst kon niet worden vastgesteld of de heffing van 2,5% over vermogen doorgaans vergelijkbaar is met een heffing van ten minste 9% over de winst. Daarom werd bij het vaststellen van de Regeling voor het kalenderjaar 2019 besloten om Saudi-Arabië aan te wijzen als laagbelastende staat. Op basis van aanvullende feitelijke informatie over de heffing van Zakat verkregen van de belastingautoriteit van Saudi-Arabië dient deze conclusie te worden bijgesteld. Uit gegevens (winst en betaalde Zakat) van bedrijven die uitsluitend binnenlandse aandeelhouders hebben, blijkt dat de heffing van Zakat gemiddeld resulteert in een belastingdruk vergelijkbaar met een heffing van ruim 13% over de winst. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat de Zakatheffing van 2,5% over vermogen doorgaans vergelijkbaar is met een heffing van ten minste 9% over de winst.
Consultatie
Graag ontvangt het ministerie van Financiën reacties van belangstellenden die van mening zijn dat een staat ten onrechte wel of niet wordt aangewezen als laagbelastende staat. Wij vragen u uw standpunt te onderbouwen met verwijzingen naar de op 1 oktober 2019 geldende wet- en regelgeving in de betreffende staat.
De aanwijzing van niet-coöperatieve staten gebeurt op basis van de in EU-verband vast te stellen lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden en maakt geen deel uit van deze consultatie.