Direct naar content gaan

Samenvatting

Nederlander X woont in Spanje en bezit daar een woning die mede gefinancierd is door een hypothecaire lening. Hij geniet geen positieve inkomsten uit Spaanse bronnen. X had in 2007 arbeidsinkomsten van twee vennootschappen waarin hij meerderheidsbelangen had en waarvan de ene in Nederland en de andere in Zwitserland was gevestigd. Het inkomen uit Nederlandse bron vormde 60% van zijn bruto-inkomen en het Zwitserse inkomen 40% daarvan. X stelt dat hij recht heeft op aftrek van de hypotheekrente zonder dat hij een beroep hoeft te doen op de keuzeregeling van artikel 2.5 Wet IB 2001.

De Hoge Raad twijfelt hoe in deze situatie het Schumacker-arrest (HvJ 14 februari 1995, C‑279/93, ECLI:EU:C:1995:31) moet worden toegepast omdat X zijn gezinsinkomen niet (vrijwel) geheel verwerft in één andere lidstaat dan zijn woonstaat die dat inkomen in de belastingheffing kan betrekken en daarbij rekening zou kunnen houden met zijn persoonlijke en gezinssituatie. De Hoge Raad heeft in dit verband prejudiciële vragen gesteld aan het HvJ.

Het HvJ oordeelt dat een lidstaat een voor ingezetenen bestemde aftrek van negatieve inkomsten uit een woning niet mag weigeren aan een niet-ingezeten zelfstandige die in die lidstaat 60% van zijn totale inkomen ontvangt, in de situatie waarin die belastingplichtige niet voor dat voordeel in aanmerking komt in zijn woonstaat omdat hij daar geen toereikend inkomen geniet. Het voorgaande geldt voor elke werklidstaat op het grondgebied waarvan een zelfstandige inkomen ontvangt op grond waarvan hij er een overeenkomstig recht op aftrek geldend kan maken, naar verhouding van het aandeel van dat inkomen dat de zelfstandige op het grondgebied van elk van de werklidstaten ontvangt. Daarbij is een werklidstaat iedere lidstaat die heffingsbevoegdheid heeft voor arbeidsinkomen dat door een niet-ingezetene op zijn grondgebied wordt ontvangen, ongeacht op welke plaats feitelijk arbeid wordt verricht. Het voorgaande is niet anders wanneer één van de staten waarin de belastingplichtige zijn inkomsten ontvangt een derde staat is.

Conform Conclusie A-G Wathelet.

HvJ vult Schumacker-doctrine nader in

Dit arrest ziet op een nadere invulling van de Schumacker­-doctrine. In het arrest X bevestigt het HvJ in navolging van zijn eerdere jurisprudentie dat de aftrek van hypotheekrente op een in de woonstaat gelegen eigen woning als een persoonlijke tegemoetkoming moet worden gezien waardoor de werklidstaten haar in aanmerking moeten nemen (althans de negatieve inkomsten die het gevolg zijn van die aftrek) indien in de woonstaat geen inkomen wordt gegenereerd waarmee zij kan worden vergolden.

Pro-rata-aftrek bij twee werkstaten, verhouding met Kieback-arrest

Metadata

Rubriek(en)
Europees belastingrecht
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2007
Instantie
HvJ
Datum instantie
9 februari 2017
Rolnummer
C‑283/15
ECLI
ECLI:EU:C:2017:102
Auteur(s)
prof. dr. F.P.G. Pötgens
De Brauw Blackstone Westbroek/Vrije Universiteit
NLF-nummer
NLF 2017/0432
Aflevering
2 maart 2017
Judoregnummer
JCDI:NFB312
,bwbr0011353&artikel=2.5,bwbr0011353&artikel=2.7,bwbr0011353&artikel=7.8&lid=6,bwbr0011353&artikel=8.8

Naar de bovenkant van de pagina