Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) is werkzaam bij een advieskantoor. Eén van de klanten van het kantoor was vof A. X heeft namens A in de jaren 2011 en 2012 nihilaangiften omzetbelasting ingediend.

De Inspecteur heeft A voor voornoemde jaren een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 45.320, alsmede een vergrijpboete omdat voor beide jaren te weinig omzetbelasting is aangegeven en voldaan. Aan X is een boete opgelegd van € 1.250 wegens het niet tijdig en niet op de voorgeschreven wijze namens de cliënt indienen van suppletieaangiften omzetbelasting. Deze vergrijpboete is gebaseerd op artikel 10a AWR en artikel 15 Uitv.besl. OB 1968. In geschil is of de vergrijpboete terecht aan X is opgelegd.

Hof Amsterdam komt tot het oordeel dat X en de belastingplichtige wisten dat ten onrechte nihilaangiften werden gedaan, dat hiertoe in onderling overleg is overgegaan en dat er voorts opzettelijk van werd afgezien suppletieaangiften in te dienen, hoewel uit de jaarstukken overduidelijk bleek dat onvoldoende omzetbelasting op aangifte was voldaan. Hoewel X wist dat suppletieaangiften moesten worden gedaan, en het indienen van dergelijke aangiften tot zijn taak behoorde, heeft hij geen suppletieaangiften ingediend en zich evenmin teruggetrokken toen bleek dat de vennoot van A niet wilde dat suppletieaangiften werden gedaan. Hij is integendeel werkzaamheden voor A blijven verrichten. Alsdan is sprake van een bewuste en nauwe samenwerking van X en de belastingplichtige bij het begaan van het vergrijp van artikel 10a AWR in verbinding met artikel 15 Uitv.besl. OB 1968. De rol van X is daarbij van dermate groot gewicht dat de Inspecteur hem terecht verwijt het vergrijp te hebben medegepleegd.

De opgelegde boete is passend en geboden maar wordt met 5% verminderd wegens overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep.

Met ingang van 1 juli 2009 geldt artikel 5:1 Awb op grond waarvan ook medeplegers van een overtreding kunnen worden gestraft. In het onderhavige arrest speelt met name deze mogelijkheid een belangrijke rol. Het Hof is immers de Rechtbank gevolgd in de oplegging van de boete en acht de belastingadviseur schuldig aan het medeplegen van de overtreding die bestond in het onterecht doen van nihilaangiften omzetbelasting. In deze noot wordt aandacht besteed aan het concept van medeplegen in de context van de relatie tussen belastingadviseur en belastingplichtige.

Wettelijk kader

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2011-2012
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
4 februari 2020
Rolnummer
18/00004
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2020:803
Auteur(s)
mr. K. Bozia
BNB Advocatuur
NLF-nummer
NLF 2020/0834
Aflevering
9 april 2020
Judoregnummer
JCDI:NFB3174
bwbr0002320&artikel=10a,bwbr0002320&artikel=10a,bwbr0002633&artikel=15,bwbr0002633&artikel=15,bwbr0005537&artikel=5:1,bwbr0005537&artikel=5:1,bwbr0005537&artikel=5:4,bwbr0005537&artikel=5:4,bwbr0029297&artikel=28e,bwbr0029297&artikel=28e,bwbr0049111&artikel=10.4&lid=3

Naar de bovenkant van de pagina