Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) heeft in de jaren 2014 tot en met 2017 negenenveertig werknemers in dienst waarvoor zij in aanmerking komt voor premiekorting in de zin van hoofdstuk 3, afdeling 6, Wfsv. Dit betreft de premiekortingen voor het in dienst nemen van oudere werknemers en arbeidsgehandicapte werknemers.
X stelt zich in deze procedure op het standpunt dat bij het vaststellen van het bedrag van de premiekorting de vermindering daarvan, zoals genoemd in artikel 50b Wfsv (tekst 2014 en 2015) en artikel 50c Wfsv (tekst vanaf 2016) moet worden berekend aan de hand van de daadwerkelijk gewerkte uren. De Inspecteur is van mening dat er een vast minimaal aantal uren is overeengekomen en dat in zoverre sprake is van een vaste arbeidsduur, zodat het bedrag van de premiekorting evenredig moet worden verminderd met – kort samengevat – de deeltijdbreuk.
Hof Den Bosch geeft X gelijk.
Bij de in de onderhavige zaak aan de orde zijnde overeenkomsten is een minimum aantal uren overeengekomen, maar door overeen te komen dat dit slechts een minimum is (‘ten minste’) lijkt er voor het meerdere sprake van een oproepcontract. De combinatie betekent dan – naar het oordeel van het Hof – dat geen sprake is van een vaste arbeidsduur in de zin van artikel 50b Wfsv dan wel artikel 50c Wfsv.
De aan X opgelegde naheffingsaanslagen loonheffing over de jaren 2014 en 2015 worden vernietigd en de naheffingsaanslagen over de jaren 2016 en 2017 worden verminderd.
De Hoge Raad heeft op 8 november 2024 het beroep in cassatie tegen deze uitspraak verworpen onder verwijzing naar artikel 81 Wet RO.

Metadata

Rubriek(en)
Sociale verzekeringen
Belastingtijdvak
2014-2017
Instantie
Hoge Raad
Datum instantie
8 november 2024
Rolnummer
24/02002
ECLI
ECLI:NL:HR:2024:1583
bwbr0017745&artikel=50b

Naar de bovenkant van de pagina