Direct naar content gaan

Samenvatting

De Hongaarse vennootschap DuoDecad heeft als hoofdactiviteit computerprogrammering. De belangrijkste afnemer van DuoDecad was de Portugese vennootschap Lalib waaraan DuoDecad tussen juli en december 2009 en gedurende het gehele kalenderjaar 2011, facturen voor een totaalbedrag van € 8.086.829 heeft uitgereikt voor verrichte diensten op het gebied van ondersteuning, onderhoud en uitvoering. De hoofdactiviteit van Lalib is het verlenen van amusementsdiensten langs elektronische weg.

Naar aanleiding van een controle heeft de Hongaarse belastingdienst een belastingschuld (HUF 458.438.000) vanwege niet betaalde btw ten laste van DuoDecad vastgesteld. Ook werd aan DuoDecad een fiscale boete opgelegd. DuoDecad betoogt dat als plaats van dienstverlening Portugal geldt.

Wat betreft de feiten van de zaak kan worden vastgesteld dat de Portugese en de Hongaarse belastingautoriteiten eenzelfde economische transactie fiscaal anders hebben behandeld. Beide lidstaten hebben btw over de betrokken transactie geheven. In casu blijkt dus dat twee lidstaten afwijkende standpunten innemen over de vraag wat de plaats van dienstverlening is.

De verwijzende rechter, de Fővárosi Törvényszék (Hongarije), is van oordeel dat het in het geding aan de orde zijnde geschil niet zonder uitlegging van het Unierecht, en met name van artikel 2, 24 en 43 Btw-richtlijn, en niet zonder de toepassing van de uitlegging door de nationale rechter kan worden beslecht. Daarom heeft de Fővárosi Törvényszék aan het HvJ een aantal prejudiciële vragen gesteld, die volgens A-G Kokott als volgt moeten worden beantwoord.

  1. De voor de bepaling van de plaats van de dienst beslissende afnemer moet vanuit het oogpunt van de dienstverrichter worden vastgesteld op basis van de onderliggende rechtsverhouding, waaruit blijkt wie de kosten voor de ontvangen dienst dient te betalen.
  2. Een beschuldiging van rechtsmisbruik in de verhouding tussen een derde en de afnemer van de dienst heeft geen gevolgen voor de dienstverrichter, dat wil zeggen voor de plaats van zijn dienstverrichting.
  3. Het neutraliteitsbeginsel van de Btw-richtlijn en Verordening 904/2010 verzetten zich, gelet op het Handvest van de grondrechten en de fundamentele vrijheden, tegen een dubbele btw-heffing over een en dezelfde handeling door meerdere lidstaten. Indien deze dubbele belasting op een verschillende beoordeling van de feiten berust en de lidstaten niet tot een onderlinge oplossing komen, kan of moet de nationale rechter het HvJ om een beslissing verzoeken.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
2008, 2009, 2011
Instantie
A-G HvJ
Datum instantie
9 februari 2022
Rolnummer
C‑596/20
ECLI
ECLI:EU:C:2022:91
Auteur(s)
mr. dr. W.J. Blokland
Vrije Universiteit/Hof Amsterdam
NLF-nummer
NLF 2022/0494
Aflevering
10 maart 2022
Judoreg
NFB4868
bwbr0002629&artikel=8&lid=2,bwbv0001506&artikel=267,bwbv0001506&artikel=267,celex32006l0112&artikel=2,celex32006l0112&artikel=24,celex32006l0112&artikel=43,celex32006l0112&artikel=2,celex32006l0112&artikel=24,celex32006l0112&artikel=43

Naar de bovenkant van de pagina