Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie(8)
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent(1)

Samenvatting

British Film Institute heeft in de jaren 1990-1996 btw tegen het normale tarief betaald over het verlenen van het recht van toegang tot filmvertoningen in het National Film Theatre en naar aanleiding van verschillende filmfestivals. Zij meent echter dat dit ‘culturele diensten’ in de zin van artikel 13, A, lid 1, sub n, Zesde Richtlijn waren en dat voor deze diensten vrijstelling van de btw had moeten worden verleend.

De Court of Appeal (England and Wales) heeft aan het Hof van Justitie (HvJ) met drie prejudiciële vragen verzocht om de draagwijdte van artikel 13, A, lid 1, sub n, Zesde Richtlijn te preciseren.

Het HvJ oordeelt dat deze bepaling geen rechtstreekse werking heeft en dus, wanneer het niet in nationaal recht is omgezet, niet rechtstreeks kan worden ingeroepen door een publiekrechtelijke culturele instelling of door een andere culturele instelling die door de betrokken lidstaat wordt erkend en die culturele diensten verricht.

Gelet hierop hoeven de overige twee prejudiciële vragen niet te worden beantwoord.

Conform Conclusie A-G Bot.

Metadata

Rubriek(en)
Omzetbelasting
Belastingtijdvak
1 januari 1990 t/m 31 mei 1996
Instantie
HvJ
Datum instantie
15 februari 2017
Rolnummer
C‑592/15
ECLI
ECLI:EU:C:2017:117
NLF-nummer
NLF 2017/0375
Aflevering
23 februari 2017
bwbr-zesde &artikel=13,bwbr-zesde &artikel=13

Naar de bovenkant van de pagina