Direct naar content gaan

Samenvatting

Naar aanleiding van het Kerst-arrest is de aanslag IB/PVV 2018 van X (belanghebbende) verminderd naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 35.153.

Voor Hof Den Haag was onder meer in geschil of X in aanmerking komt voor een verdere vermindering van de heffing in box 3.

Volgens het Hof is het rechtsherstel onvoldoende. De Herstelwet leidt voor X nog steeds tot een buitenproportionele heffing die in strijd is met artikel 1 EP in samenhang met artikel 14 EVRM. Het Hof heeft vervolgens geoordeeld dat de heffing in box 3 verder moet worden verminderd tot een heffing over € 16.900.

Het door X tegen de uitspraak van het Hof ingediende cassatieberoep wordt met toepassing van artikel 81 Wet RO ongegrond verklaard.

Het door de staatssecretaris ingediend cassatieberoep is gegrond voor zover het zich richt tegen het oordeel van het Hof dat bij het bepalen van het werkelijke rendement de ongerealiseerde vermogenswinsten of -verliezen buiten beschouwing dienen te blijven. De Hoge Raad verwijst naar rechtsoverweging 5.4.8 van het arrest van 6 juni 2024 (23/00653, ECLI:NL:HR:2024:705, NLF 2024/1408, met noot van Van den Berg).

De Hoge Raad doet de zaak af.

X heeft met de gegevens die zij in het geding heeft gebracht niet bewezen wat in 2018 de waardeontwikkeling is geweest van haar beleggingen (aandelen) in box 3. De door X verstrekte informatie kan daarom niet leiden tot een verdere vermindering van de aanslag.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2018
Instantie
HR
Datum instantie
29 november 2024
Rolnummer
23/04566
ECLI
ECLI:NL:HR:2024:1760
NLF-nummer
NLF 2024/2678
Aflevering
3 december 2024
bwbv0001000&artikel=14,bwbv0001000&artikel=14,bwbv0001001&artikel=1,bwbv0001001&artikel=1

Naar de bovenkant van de pagina