Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

X (belanghebbende) heeft voor de jaren 2014 en 2015 aangiften verhuurderheffing voldaan. Tegen de voldoening op de aangiften heeft X bezwaar gemaakt en na afwijzing daarvan, beroep ingesteld bij Rechtbank Noord-Holland. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

Hof Amsterdam bevestigt het oordeel van de Rechtbank. Het Hof is van oordeel dat de verhuurderheffing ten aanzien van X niet leidt tot een schending van artikel 1 EP.

In HR 26 januari 2018, ECLI:NL:HR:2018:109, NLF 2018/1475 is (onder meer) overwogen dat het EHRM niet de koers volgt dat artikel 1 EP ongeacht de overige omstandigheden van het geval een verhuurder van woonruimte steeds of in beginsel een decent profit of zelfs minimal profit garandeert. De rechtspraak van het EHRM biedt dus geen steun voor de opvatting dat de Nederlandse wetgever in algemene zin geen fair balance heeft getroffen tussen de door hem nagestreefde doelen en de belangen van particuliere verhuurders.

Ook stond het de wetgever volgens het Hof vrij als belastbaar bedrag de som van de WOZ-waarden van de relevante huurwoningen te nemen; dat wil zeggen, de waarde in vrije staat van de verhuurde woningen in aanmerking te nemen zonder daarop een correctie vanwege de verhuurde staat toe te passen. Dit geldt eens te meer nu het voor de verhuurderheffing uit de aard der zaak om een heffing van verhuurde woningen gaat.

Voorts acht het Hof geen grond aanwezig het arrest HR 3 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:812 van overeenkomstige toepassing te verklaren op de onderhavige heffing.

Tot slot ziet het Hof in de omstandigheid dat de Wet maatregelen woningmarkt II per 1 januari 2018 is gewijzigd, in die zin dat vanaf die datum de verhuurderheffing wordt geheven van een verhuurder die het genot heeft van meer dan vijftig woningen (in plaats van tien woningen), geen aanleiding om te oordelen dat in de voorgaande jaren een vergelijkbare drempel dient te worden gehanteerd.

Metadata

Rubriek(en)
Overig
Belastingtijdvak
2014-2015
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
18 september 2018
Rolnummer
17/00360 en 17/00361
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2018:3371
NLF-nummer
NLF 2018/2120
Aflevering
4 oktober 2018

Naar de bovenkant van de pagina