Direct naar content gaan

Gerelateerde content

  • Wet en parlementaire geschiedenis
  • Internationale regelgeving
  • Lagere regelgeving
  • Besluiten
  • Jurisprudentie
  • Commentaar NLFiscaal
  • Literatuur
  • Recent

Samenvatting

De Inspecteur heeft aan X (belanghebbende) conform de ingediende aangifte een aanslag IB/PVV 2018 opgelegd. Hierin was geen inkomen uit aanmerkelijk belang vermeld. Op 28 juni 2021 heeft X een verzoek ingediend tot vaststelling van een verlies uit aanmerkelijk belang van € 412.192. De Inspecteur heeft dit gedeeltelijk toegewezen en het verlies vastgesteld op € 74.420. Het bezwaar van X tegen deze beslissing werd ongegrond verklaard.

Bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant is in geschil of de Inspecteur het verlies correct heeft vastgesteld. Daarbij is de vraag aan de orde of de verkrijgingsprijs van het aanmerkelijk belang hoger moest worden vastgesteld door informele kapitaalstortingen. Daartoe heeft X aangevoerd dat de door hem verstrekte leningen aan zijn bv onzakelijk waren en daardoor als informele kapitaalstortingen aangemerkt moeten worden.

De Rechtbank oordeelt dat X niet aannemelijk heeft gemaakt dat de leningen zijn omgezet in informeel kapitaal, waardoor de verkrijgingsprijs van zijn aanmerkelijk belang niet hoger is geworden. Het door de Inspecteur vastgestelde verlies van € 74.420 wordt bevestigd.

Het beroep wordt ongegrond verklaard.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2018
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
20 januari 2025
Rolnummer
23/11617
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2025:237
bwbr0011353&artikel=4.16,bwbr0011353&artikel=4.16

Naar de bovenkant van de pagina