Samenvatting
Deze zaak handelt over Verordening 833/2014, een Europese verordening van de Raad van de EU die betrekking heeft op restrictieve maatregelen (sancties) tegen Rusland vanwege de situatie in Oekraïne. Deze verordening is onderdeel van een reeks sancties die de EU heeft ingesteld als reactie op de annexatie van de Krim door Rusland en de destabilisatie van Oekraïne.
JG heeft de Russische nationaliteit en woont in Düsseldorf. Op 27 januari 2023 kocht hij in Rusland een tweedehands personenauto van het merk Mercedes van een andere staatsburger. Op 11 mei 2023 reed JG met de auto naar Polen. Van daaruit werd het voertuig op een aanhangwagen zonder kenteken naar Duitsland vervoerd, waar het in diezelfde maand bij de woonplaats van JG in Düsseldorf aankwam. Op 28 augustus 2023 gaf JG het voertuig bij de douaneautoriteit aan om in het vrije verkeer te brengen. De douaneautoriteit heeft het voertuig bij beschikking in beslag genomen en de douaneaangifte ongeldig verklaard, omdat de invoer van het voertuig verboden was op grond van artikel 3decies, lid 1, Verordening 833/2014.
Het Finanzgericht Düsseldorf heeft het HvJ om uitleg van dit artikel gevraagd. Hij wil weten of het invoer- of overdrachtsverbod van goederen alleen geldt als is aangetoond dat deze goederen aanzienlijke inkomsten genereren voor Rusland, waarmee het acties kan ondersteunen die de situatie in Oekraïne destabiliseren. Door verschillen in taalversies bestaat hierover onduidelijkheid. Verder vraagt de verwijzende rechter zich af of het verbod op invoer van een auto door een particulier effectief en proportioneel bijdraagt aan het beperken van Russische mogelijkheden om de agressie tegen Oekraïne voort te zetten.