Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) en zijn partner hebben bezwaar gemaakt tegen de aanslagen IB/PVV 2015 tot en met 2018 inzake de box 3-heffing. De bezwaarschriften voor 2015 en 2016 vallen onder verschillende massaalbezwaarprocedures waarop collectief uitspraak op bezwaar is gedaan. Op verzoek van X zijn vervangende individuele uitspraken op bezwaar gedaan. De bezwaren voor de jaren 2017 en 2018 zijn gesplitst in een gedeelte waarvoor de aanwijzing massaal bezwaar geldt, en een gedeelte dat betrekking heeft op individueel bezwaar.

Hof Amsterdam heeft geoordeeld dat voor de jaren 2015 tot en met 2018 – gelet op de financiële situatie van X en zijn partner – geen sprake was van een individuele en buitensporige last.

In cassatie voert X verschillende klachten aan, maar de Hoge Raad verklaart het cassatieberoep ongegrond.

Het oordeel van het Hof geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Dit oordeel is voorts niet onbegrijpelijk en kan, verweven als het is met de aan het Hof voorbehouden waardering van de feiten, in cassatie niet in verdergaande mate worden onderzocht.

Conform Conclusie A-G Niessen (NLF 2022/1875, met noot van Hoogwout).

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Belastingtijdvak
2015 t/m 2018
Instantie
HR
Datum instantie
3 februari 2023
Rolnummer
22/01334
ECLI
ECLI:NL:HR:2023:127
Auteur(s)
mr. dr. S.M.H. Dusarduijn RB
Tilburg University
NLF-nummer
NLF 2023/0406
Aflevering
23 februari 2023
Judoregnummer
JCDI:NFB5612
bwbr0002320&artikel=25c,bwbr0002320&artikel=25c,bwbr0011353&artikel=5.2,bwbr0011353&artikel=5.2

Naar de bovenkant van de pagina