Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) woonde in 2017 in Nederland. Hij was van 1 oktober 2005 tot en met 30 september 2010 – als bestuurder – werkzaam bij het A-concern, een internationaal handelsbedrijf in granen en oliezaden.

Aan hem is in 2017 op basis van een vonnis van Rechtbank Rotterdam door A (bv) een bonus uitbetaald met betrekking tot de jaren 2009 en 2010, waarop loonbelasting is ingehouden.

In geschil is of de inhouding terecht is.

Hof Den Haag heeft geoordeeld dat X niet in aanmerking komt voor aftrek ter voorkoming van dubbele belasting op grond van de bestuurdersartikelen in de belastingverdragen met respectievelijk Argentinië en Brazilië, omdat hij geen formeel (statutair) bestuurder van de aldaar gevestigde groepsvennootschappen was.

Hij komt evenmin in aanmerking voor verrekening onder het belastingverdrag met Zwitserland (2010). X heeft niets aangevoerd waaruit blijkt dat over de bonus in Zwitserland belasting is betaald. Het voormalige verdrag met Zwitserland (1951) is niet van toepassing. In geval van opvolgende verdragen moet bij de voorkoming van dubbele belasting namelijk worden uitgegaan van het verdrag dat van toepassing is op het moment dat het inkomen naar Nederlands nationaal recht wordt genoten.

Verder kan de bonus niet worden toegerekend aan de bestuurderswerkzaamheden van X voor groepsvennootschappen gevestigd in Singapore, Spanje en Zwitserland op grond van een in het verleden toegepaste salary split, vanwege onvoldoende direct verband tussen deze werkzaamheden en de bonus. X heeft niet aannemelijk gemaakt dat de kosten van de bonussen zijn doorbelast, of anderszins ten laste zijn gekomen van de desbetreffende vennootschappen.

Het beroep op het vertrouwensbeginsel is voorts verworpen.

Het Hof heeft de uitspraak van Rechtbank Den Haag bevestigd en geoordeeld dat A terecht loonbelasting heeft ingehouden op de bonus.

Tegen dit oordeel heeft X met vier middelen cassatieberoep ingesteld, maar de Hoge Raad oordeelt dat alle middelen falen.

Het cassatieberoep wordt ongegrond verklaard.

Conform Conclusie A-G Niessen (NLF 2022/1884, met noot van Cools).

Metadata

Rubriek(en)
Internationaal belastingrecht
Loonbelasting
Belastingtijdvak
2008 t/m 2010
Instantie
HR
Datum instantie
21 april 2023
Rolnummer
21/05170
ECLI
ECLI:NL:HR:2023:648
Auteur(s)
mr. C. Douven
Belastingdienst
NLF-nummer
NLF 2023/1029
Aflevering
11 mei 2023
Judoregnummer
JCDI:NFB5757
bwbr0002471&artikel=13a,bwbv0001304&artikel=17,bwbv0002849&artikel=16,bwbv0004082&artikel=16,bwbv0004082&artikel=22,bwbv0004082&artikel=29,bwbr0002471&artikel=13a,bwbv0001304&artikel=17,bwbv0002849&artikel=16,bwbv0004082&artikel=16,bwbv0004082&artikel=22,bwbv0004082&artikel=29

Naar de bovenkant van de pagina