Direct naar content gaan

Samenvatting

In deze fiscale strafzaak heeft Hof Den Haag voldoende bewezen geacht dat de verdachte X aan de Belastingdienst ‘opzettelijk onjuist of onvolledig inlichtingen heeft verstrekt, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting is geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging en het doen plegen van valsheid in geschrift’. Het Hof heeft hem veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren.

Namens X heeft zijn advocaat vier middelen van cassatie voorgesteld.

Het eerste middel richt zich tegen het oordeel van het Hof dat de inkeerregeling van artikel 69, lid 3, AWR niet van toepassing is. Het tweede middel klaagt over de bewezenverklaring van het opgeven van onjuiste/onvolledige gegevens aan de Belastingdienst. Het derde middel komt op tegen de bewezenverklaring van het doen plegen van valsheid in geschrift. Het vierde middel klaagt over het oordeel van het Hof dat kan worden volstaan met de vaststelling dat de redelijke termijn in feitelijke aanleg is overschreden.

Volgens A-G Hofstee worden alle middelen tevergeefs voorgesteld.

Hij geeft de Hoge Raad in overweging om het cassatieberoep te verwerpen.

Metadata

Rubriek(en)
Strafrecht
Belastingtijdvak
2009-2010
Instantie
A-G
Datum instantie
27 augustus 2024
Rolnummer
22/01699
ECLI
ECLI:NL:PHR:2024:820
NLF-nummer
NLF 2024/2005
Aflevering
3 september 2024
bwbr0002320&artikel=69,bwbr0002320&artikel=69,bwbr0002320&artikel=67n,bwbr0002320&artikel=67n,bwbv0001000&artikel=6,bwbv0001000&artikel=6

Naar de bovenkant van de pagina