Naheffing BPM; geen waardevermindering in verband met schadeverleden
Hof Den Haag, 7 augustus 2024
Samenvatting
X (bv; belanghebbende) heeft op aangifte een bedrag van € 4.097 aan BPM voldaan ter zake van de registratie van een Ford Focus ST. De datum van eerste toelating is 27 juli 2017. De te betalen BPM is berekend op basis van een taxatierapport van 21 augustus 2019. Aan X is een naheffingsaanslag BPM opgelegd van – na bezwaar – € 3.120.
X stelt zich in hoger beroep bij Hof Den Haag op het standpunt dat de auto door schade blijvend in waarde is gedaald, zelfs nadat de schade aan de auto geheel is hersteld.
Dat de auto schade heeft gehad is niet in geschil, maar daaruit volgt niet dat deze schade van dien aard was dat hieraan – ook na schadeherstel – een blijvende waardevermindering moet worden verbonden. Uit het arrest van de Hoge Raad van 2 februari 2024 (22/00653, ECLI:NL:HR:2024:147, NLF 2024/0381, met noot van Elbert) volgt dat een belastingplichtige die stelt dat een schadeverleden een waardeverminderende invloed heeft op het voertuig, dit aan dient te tonen door middel van een deskundigenonderzoek. X slaagt hierin niet. Aangezien de naheffingsaanslag niet wordt verminderd in verband met het schadeverleden van de auto, kan de stelling van de Inspecteur dat de auto als nieuw moet worden aangemerkt, niet tot een andere uitkomst leiden.
BRON
Uitspraak van 7 augustus 2024 in het geding tussen
X bv te Z, belanghebbende, (gemachtigde: S.M. Bothof)
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de Inspecteur, (vertegenwoordiger: …) op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 26 juni 2023, nummer SGR22/3158.
Procesverloop
1.1. Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) opgelegd van € 13.850 (de naheffingsaanslag).
1.2. De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag verminderd tot € 3.120 en een kostenvergoeding van € 538 toegekend.
1.3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Ter zake hiervan is een griffierecht van € 365 geheven. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake hiervan is € 548 griffierecht geheven. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 26 juni 2024. De Inspecteur is verschenen en de gemachtigde van belanghebbende heeft deelgenomen aan de zitting via MS Teams, waarbij sprake was van een rechtstreekse beeld- en geluidsverbinding met het Hof. Van het verhandelde ter zitting is een procesverbaal opgemaakt.
Feiten
2.1. Belanghebbende heeft op aangifte een bedrag van € 4.097 aan bpm voldaan ter zake van de registratie van een Ford Focus ST (de auto). De datum van eerste toelating is 27 juli 2017.
2.2. In de aangifte bpm is de te betalen belasting berekend op basis van een taxatierapport van [naam taxateur] (het taxatierapport). In het taxatierapport van 21 augustus 2019 is de historische nieuwprijs van de auto vastgesteld op € 73.187 en de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat op € 19.870. Hierop heeft de taxateur € 11.114 (72% van € 15.436) in mindering gebracht in verband met schade aan de auto en € 1.987 voor overige waardeverminderende factoren. De handelsinkoopwaarde van de auto in beschadigde staat is bepaald op € 6.769.
2.3. Naar aanleiding van de aangifte bpm heeft de Dienst Domeinen Roerende Zaken (DRZ) in opdracht van de Inspecteur belanghebbende verzocht de auto te tonen voor een hertaxatie. Belanghebbende heeft de auto niet getoond. DRZ heeft een rapport opgemaakt (rapport van DRZ), verzonden op 13 september 2019. DRZ heeft de historische nieuwprijs van de auto vastgesteld op € 40.170 en de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat op € 18.101 (XRAY). DRZ heeft geen aftrek wegens schade toegepast. In het rapport staat onder meer:
2.4. De Inspecteur heeft bij het opleggen van de naheffingsaanslag de historische nieuwprijs vastgesteld op € 73.186 en de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat op € 18.101. Op basis van de foto’s in het taxatierapport heeft de Inspecteur een waardevermindering in verband met schade in aanmerking genomen van € 1.022,89 en de handelsinkoopwaarde in beschadigde staat vastgesteld op € 17.078,11. De Inspecteur heeft bij de berekening van de verschuldigde bpm rekening gehouden met een extra leeftijdskorting van € 901.
2.5. Bij de uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur een hoger bedrag aan schade in aanmerking genomen (€ 4.694, zijnde € 6.520 x 72%) en op grond daarvan de naheffingsaanslag verminderd tot € 3.120.
Oordeel van de Rechtbank
3. De Rechtbank heeft geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiseres en de Inspecteur als verweerder:
Geschil in hoger beroep en conclusies van partijen
4.1. In geschil is of de Inspecteur voldoende rekening heeft gehouden met ex-schade.
4.2. Belanghebbende concludeert:
- tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank;
- tot partiële vernietiging van de uitspraak op bezwaar;
- tot vermindering van de verschuldigde bpm en de naheffingsaanslag.
Voorts verzoekt belanghebbende om een proceskostenvergoeding.
4.3. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
Beoordeling van het hoger beroep
Waardevermindering wegens schadeverleden
5.1. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de auto door schade blijvend in waarde is gedaald, zelfs nadat de schade aan de auto geheel is hersteld. Belanghebbende stelt in hoger beroep de waardevermindering als gevolg van het schadeverleden primair op Ç 1.987 en subsidiair op € 600. Wat betreft het primaire standpunt verwijst zij daarbij naar het taxatierapport en wat betreft het subsidiaire standpunt naar de “Richtlijn ter bepaling van waardevermindering aan personenauto’s veroorzaakt door beschadiging” van het NIVRE (de NIVRE-richtlijn).
5.2. Dat de auto schade heeft gehad is niet in geschil, maar daaruit volgt niet dat deze schade van dien aard was dat hieraan – ook na schadeherstel – een blijvende waardevermindering moet worden verbonden. Uit het arrest van de Hoge Raad van 2 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:147, volgt dat een belastingplichtige die stelt dat een schadeverleden een waardeverminderende invloed heeft op het voertuig, dit aan dient te tonen door middel van een deskundigenonderzoek. Uit het taxatierapport is niet af te leiden dat de waardevermindering van € 1.987 verband houdt met het schadeverleden van de auto. Ook overigens bevat het taxatierapport geen concrete onderbouwing van de gestelde negatieve invloed van het schadeverleden van de auto op de handelsinkoopwaarde. De verwijzing van belanghebbende naar de NIVRE-richtlijn, en het uitvoeren van een berekening op basis van die NIVRE-richtlijn, is op grond van het vermelde arrest niet toereikend als bewijs voor een waardevermindering in verband met een schadeverleden. Het betoog van belanghebbende faalt.
5.3. Nu de naheffingsaanslag niet wordt verminderd in verband met het schadeverleden van de auto, kan de stelling van de Inspecteur dat de auto als nieuw moet worden aangemerkt niet tot een andere uitkomst leiden. Het Hof zal deze stelling daarom niet behandelen.
Slotsom
5.4. Het hoger beroep is ongegrond.
Proceskosten
Er is geen aanleiding voor een vergoeding van proceskosten.
Beslissing
Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is vastgesteld door T.A. de Hek, A. van Dongen en W.M.G. Visser, in tegenwoordigheid van de griffier M.G. Kastelein. De beslissing is op 7 augustus 2024 in het openbaar uitgesproken.