Samenvatting
De Duitse vennootschap A-GmbH & Co. KG (hierna: A) voert verschillende onderdelen van rijwielen in uit China. A is houder van een vergunning voor de toepassing van de regeling bijzondere bestemming overeenkomstig artikel 254 DWU. In 2018 heeft A verzocht om een vrijstelling op grond van artikel 14, onderdeel c, Verordening 88/97, dat ziet op de invoer van hoofdbestanddelen van rijwielen voor het vrije verkeer. Deze vrijstelling kan worden verleend indien er per maand minder dan 300 eenheden per soort hoofdbestanddelen van rijwielen worden aangegeven of geleverd. De Duitse douaneautoriteit heeft het verzoek tot vrijstelling geweigerd omdat de vrijstelling alleen geldt voor ‘kleine ondernemingen’.
Het Bundesfinanzhof twijfelt welke invoer van hoofdbestanddelen van rijwielen is vrijgesteld van het antidumpingrecht. Het is daarbij niet duidelijk of de vrijstelling krachtens artikel 14, onder c, Verordening 88/97 tegelijk met de andere in artikel 14 genoemde vrijstellingen mag worden verleend. Daarnaast is het de vraag of op grond van artikel 14, onderdeel c, de invoer van minder dan 300 eenheden per maand van een bepaald hoofdbestanddeel van rijwielen alleen per vergunninghouder of per klant kan worden toegelaten. Ten slotte rijst de vraag wat de gevolgen zijn wanneer de vergunninghouder deze hoeveelheid overschrijdt.
Het Bundesfinanzhof heeft hierover aan het HvJ prejudiciële vragen gesteld.