Direct naar content gaan

Samenvatting

X (bv; belanghebbende) heeft op 15 december 2016 van A (bv) 41% van de certificaten van aandelen in B (bv) verkregen. B is de houdstermaatschappij van de B-groep. De werkzaamheden van de B-groep bestaan uit het verhuren van opslagruimte (self-storage) en het verhuren van miniboxen voor opslag. De aandeelhouder van X is de zoon van de enig aandeelhouder van A.

Voor Hof Den Haag was in geschil of B een onroerendezaakrechtspersoon is als bedoeld in artikel 4, lid 1, onderdeel a, Wet BRV. In het bijzonder was in geschil of aan de bezitseis en de doeleis was voldaan. Voor de toepassing van de bezitseis stelde X zich op het standpunt dat de aan de verkregen onderneming toe te rekenen goodwill is aan te merken als bezitting.

Het Hof heeft aan de hand van de totale balanswaarde van B per ultimo 2015 en ultimo 2016 ten opzichte van de actuele waarden van de onroerende zaken per ultimo 2015 en ultimo 2016 geoordeeld dat aan de bezitseis is voldaan omdat de bezittingen van B voor meer dan 50% uit onroerende zaken bestaan. Daarbij heeft het Hof overwogen dat naar zowel internationale als nationale jaarverslaggevingsnormen het activeren van intern gegenereerde goodwill zowel fiscaal als commercieel niet is toegestaan, zodat de door de B-groep zelf gegenereerde goodwill niet tot de bezittingen kan worden gerekend.

In cassatie bestrijdt X het oordeel van het Hof dat de goodwill niet is aan te merken als bezitting in de zin van artikel 4, lid 1, onderdeel a, Wet BRV en derhalve niet meetelt voor de toetsing aan de bezitseis.

De Hoge Raad oordeelt echter dat het oordeel van het Hof niet van een onjuiste rechtsopvatting getuigt.

De Hoge Raad heeft ook de overige klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat ook deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak.

De Hoge Raad ziet ook geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Het cassatieberoep wordt ongegrond verklaard.

Metadata

Rubriek(en)
Belastingen van rechtsverkeer
Belastingtijdvak
2016
Instantie
HR
Datum instantie
27 januari 2023
Rolnummer
21/03444
ECLI
ECLI:NL:HR:2023:103
Auteur(s)
mr. dr. Y.E. Gassler MRE
Universiteit Leiden
NLF-nummer
NLF 2023/0258
Aflevering
2 februari 2023
Judoregnummer
JCDI:NFB5574
bwbr0002740&artikel=4,bwbr0002740&artikel=4

Naar de bovenkant van de pagina