Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

In deze procedure is de waarde van een waterleidingstation op de waardepeildatum 1 januari 2019 in geschil. X (nv; belanghebbende) bepleit een waarde van € 2.011.000. De Heffingsambtenaar verwijst ter onderbouwing van de vastgestelde waarde (van € 2.646.000) naar de getaxeerde waarde van € 3.210.000, zoals opgenomen in het taxatierapport dat op 22 april 2021 is opgesteld.

Partijen zijn het erover eens dat bij de bepaling van de waarde van de onroerende zaak gebruik kan worden gemaakt van de Taxatiewijzer Nutsvoorzieningen.

Gelet op de aard van de onroerende zaak en de strenge wettelijke eisen aan de drinkwaterkwaliteit, wordt de Heffingsambtenaar in zijn betoog gevolgd dat het object voldoende is onderhouden, wat een verlengde levensduur rechtvaardigt. De Heffingsambtenaar heeft ten onrechte ten aanzien van enkele deelobjecten geen correctie toegepast voor de veranderde bouwwijze, maar ook als die correctie wordt doorgevoerd komt de herberekende getaxeerde waarde nog altijd (ruim) boven de beschikte waarde uit. Het beroep is ongegrond.

Rechtbank Oost-Brabant plaatst nog kanttekeningen bij het voeren van deze procedure door een overheidsvennootschap. Het komt in deze belastingzaak neer op de vraag hoeveel geld de ene overheidsinstelling aan de andere overheidsinstelling moet betalen. Het financiële belang berekent de Rechtbank op hooguit € 2.000. De Rechtbank meent dat het in een geval als dit het de voorkeur zou hebben gehad als voorafgaand (bestuurlijk) overleg tussen partijen had plaatsgevonden, al was het maar om een mogelijke beroepszaak (en daarmee beslag op het justitieel apparaat) te voorkomen.

Metadata

Rubriek(en)
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2020
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Datum instantie
24 december 2021
Rolnummer
21/240
ECLI
ECLI:NL:RBOBR:2021:6638
NLF-nummer
NLF 2022/0149
Aflevering
13 januari 2022
bwbr0007119&artikel=17,bwbr0007119&artikel=17

Naar de bovenkant van de pagina