Direct naar content gaan

Samenvatting

Een man heeft in 1987 een ernstig auto-ongeluk heeft gehad waarbij hij hersenletsel heeft opgelopen. Hij was in 1987 nog directeur en medeaandeelhouder van een jacht- en scheepsbouw BV. Na 1986 heeft hij geen aangiften IB meer gedaan. Voor 1987 heeft de inspecteur hem ambtshalve een aanslag IB naar een belastbaar inkomen van fl. 75.000 opgelegd. Zijn adviseur berekende een belastbaar inkomen van fl. 13.725. De man bestookte het Hof met vele tientallen stukken, maar een aangifte was daar niet bij. Hij legde veel verklaringen af die met zijn inkomen te maken konden hebben maar samenhang zat daar niet in. Hij wilde ook vele getuigen laten komen, maar uiteindelijk hadden die volgens hem toch geen nut. Een door de inspecteur aangeboden compromis wilde de adviseur wel aanvaarden maar de man niet. Uiteindelijk verklaarde het Hof met omkering van de bewijslast het beroep ongegrond. In cassatie verzoekt de man om wraking van alle leden van de Hoge Raad. Hij meent namelijk dat de Hoge Raad altijd partij kiest voor de fiscus. Ter motivering van deze stelling wijst hij op in het verleden door hem in cassatie verloren rechtszaken (met toepassing van artikel 81 RO). Het verliezen van een zaak als zodanig duidt echter niet op vooringenomenheid van de rechter ten gunste van de het geding winnende partij, aldus de Hoge Raad. Omdat er verder niets is aangevoerd over de mogelijke partijdigheid van de raadsheren, wordt het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
1987
Instantie
HR
Datum instantie
12 mei 2006
Rolnummer
40.947
ECLI
ECLI:NL:HR:2006:AX2303
bwbr0005537&artikel=8:15

Naar de bovenkant van de pagina