WOZ en OZB; Heffingsambtenaar heeft Kempen Airport onjuist afgebakend
Rechtbank Oost-Brabant, 20 januari 2025
Gerelateerde content
- Wet en parlementaire geschiedenis(1)
- Internationale regelgeving
- Lagere regelgeving
- Besluiten
- Jurisprudentie(111)
- Commentaar NLFiscaal
- Literatuur
- Recent(5)
- Kennisgroepstandpunt(1)
Samenvatting
In deze zaak zijn WOZ-beschikkingen ter zake van twee objecten in geschil en daarop gebaseerde aanslagen OZB (kalenderjaren 2019, 2020 en 2021). De objecten vormen samen Kempen Airport, een regionale luchthaven, gelegen in de gemeente Cranendonck. De objecten zijn eigendom van X (bv; belanghebbende 1) en in gebruik bij Y (bv; belanghebbende 2).
Volgens Rechtbank Oost-Brabant is in dit geval sprake van een samenstel van gebouwde eigendommen, met de daarbij behorende grond, die naar de omstandigheden beoordeeld bij elkaar behoren. De Heffingsambtenaar heeft voor alle belastingjaren ten onrechte de betreffende eigendommen als twee afzonderlijke objecten afgebakend. Overeenkomstig het Schiphol-arrest (HR 9 mei 2003, 35.987, ECLI:NL:HR:2003:AD6058) dienen in dat geval alle WOZ-beschikkingen voor de belastingjaren 2019, 2020 en 2021 en de daarop gebaseerde aanslagen OZB-eigenarenheffing en gebruikersheffing te worden vernietigd.
BRON
Uitspraak tussen
eiseres bv, gevestigd in vestigingsplaats, eiseres 1, en eiseres bv, gevestigd in vestigingsplaats, eiseres 2, (gemachtigde: drs. R. Oorthuizen),
en
de heffingsambtenaar van de Samenwerking A2-gemeenten, de heffingsambtenaar. (H.J.M. Venner)
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseressen tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van 23 december 2022 en de WOZ -waarden van de objecten [adres] en [adres] (grond) in [vestigingsplaats] voor de kalenderjaren 2019, 2020 en 2021.
1.1. De heffingsambtenaar heeft de WOZ-waarden voor de kalenderjaren 2019, 2020 en 2021 met de afzonderlijke beschikkingen van 31 december 2021 als volgt vastgesteld:- € 6.060.000 voor [adres] en € 723.000 voor [adres] (grond) voor kalenderjaar 2019 (met waardepeildatum 1 januari 2018);- € 5.978.000 voor [adres] en € 723.000 voor [adres] (grond) voor kalenderjaar 2020 (met waardepeildatum 1 januari 2019);- € 5.872.000 voor [adres] en € 719.000 voor [adres] (grond) voor kalenderjaar 2021 (met waardepeildatum 1 januari 2020).;De WOZ-beschikkingen zijn opgenomen in de aanslagbiljetten van dezelfde datum, gericht aan beide eiseressen. In deze aanslagbiljetten heeft de heffingsambtenaar voor de kalenderjaren 2019, 2020 en 2021 de aanslagen onroerendezaakbelasting (OZB) eigenarenheffingen voor deze jaren aan eiseres 1, en de aanslagen OZB gebruikersheffing aan eiseres 2 opgelegd.
1.2. De heffingsambtenaar heeft met afzonderlijke uitspraken op bezwaar van 23 december 2022 ten aanzien van beide eiseressen de waarden van beide objecten voor de kalenderjaren 2019, 2020 en 2021 en de aanslagen OZB eigenaren- en gebruikersheffing voor die kalenderjaren gehandhaafd (bestreden uitspraken).
1.3. Eiseressen hebben tegen de bestreden uitspraak per kalenderjaar afzonderlijk beroep ingesteld. De beroepen zijn geregistreerd onder de zaaknummers zoals vermeld in de bijlage bij deze uitspraak.
1.4. De rechtbank heeft partijen in aanloop naar de zitting een brief gestuurd. Partijen hebben daarop gereageerd en medegedeeld dat zij niet naar de zitting zullen komen.
1.5. De zaken zijn uitgeroepen op de zitting van 21 november 2024 en de beroepen zijn aan de orde gesteld. De rechtbank heeft het onderzoek in alle beroepen ter zitting gesloten.
Uitspraken in één geschrift
2. Hoewel sprake is van meerdere bestreden uitspraken die tegen twee verschillende eiseressen zijn uitgesproken en waartegen zij beroep hebben ingesteld, ziet de rechtbank aanleiding om in één geschrift uitspraak te doen op alle beroepen. Eiseressen worden bijgestaan door dezelfde gemachtigde en hij heeft dezelfde beroepsgronden aangevoerd. In beroep heeft de gemachtigde van beide eiseressen de betreffende uittreksels uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel overgelegd. Daaruit blijkt dat beide eiseressen dezelfde (drie) bestuurders hebben. Daarmee is gegeven dat de bestuurders van eiseressen hoe dan ook kennis kunnen nemen van alle te wijzen uitspraken. Verder hebben eiseressen zich in hun reactie voorafgaand aan zitting ook niet verzet tegen een gezamenlijke behandeling van alle zaken op zitting. De rechtbank realiseert zich dat zij van tevoren toestemming had moeten vragen om de uitspraken in één geschrift op te nemen, maar ziet daar in dit geval om deze redenen van af.
Feiten
3. Eiseres 1 heeft het eigendom van de objecten [adres] en [adres] (grond) in [vestigingsplaats] . Eiseres 2 is de gebruiker van beide objecten. Tezamen vormen beide objecten Kempen Airport in [vestigingsplaats] , een regionale luchthaven, gelegen in de gemeente Cranendonck.
3.1. Het object Luchthaven 20 omvat onder meer een entree, leslokalen, kantoorruimtes, hangars, een start- en landingsbaan, tanks en verharding. Dit object heeft in totaal een kadastrale oppervlakte van 425.951 m². Het object [adres] (grond) betreft (hoofdzakelijk) een parkeerterrein met de daarbij behorende grond. Het object heeft in totaal een kadastrale oppervlakte van 78.864 m².
Beoordeling door de rechtbank
Objectafbakening
4. De rechtbank moet allereerst ambtshalve oordelen over de objectafbakening. Vanwege het dwingend karakter van artikel 16 van de Wet WOZ komt aan de heffingsambtenaar daarbij geen beoordelingsvrijheid toe. De rechtbank moet zich over de juistheid van de door de heffingsambtenaar toegepaste objectafbakening zelfstandig een oordeel vormen. Zij mag zich daarbij niet laten weerhouden door de omstandigheid dat partijen van een andere opvatting zijn uitgegaan.
4.1. Voorafgaand aan de zitting heeft de rechtbank partijen op 5 november 2024 schriftelijk bericht dat zij heeft geconstateerd dat de heffingsambtenaar bij de aanslagen en de WOZ-beschikkingen voor de belastingjaren in geschil (2019, 2020 en 2021), zoals ook volgt uit de taxaties die de heffingsambtenaar in bezwaar heeft laten uitvoeren, twee afzonderlijke objecten heeft afgebakend, te weten [adres] dat diverse kadastrale percelen omvat en in totaal een kadastraal oppervlak van 425.951 m² heeft en [adres] (grond) dat ook diverse kadastrale percelen omvat met in totaal een kadastraal oppervlak van 78.864 m².In het bericht heeft de rechtbank er ook op gewezen dat de griffier op 29 en 31 oktober 2024 telefonisch contact heeft gehad met de heffingsambtenaar. Tijdens dat telefonisch contact is ook de vraag aan de heffingsambtenaar voorgelegd waarom hij twee objecten heeft afgebakend. Uit de relevante stukken in de dossiers volgt namelijk dat voor alle belastingjaren in geschil het eigendom van zowel [adres] als [adres] (grond) berust bij eiseres 1 en dat eiseres 2 het gebruik van beide eigendommen heeft. Daarmee lijkt het erop dat de heffingsambtenaar ten onrechte twee afzonderlijke objecten heeft afgebakend. De griffier heeft de heffingsambtenaar in dit verband op het hiervoor genoemde Schipholarrest gewezen. Uitvloeisel van dit arrest is dat als beide eigendommen als één object moeten worden afgebakend de rechtbank niet zal toekomen aan de inhoudelijke behandeling van het waardegeschil en mogelijk andere geschilpunten die partijen verdeeld houden.
4.2. Eiseressen hebben daarna schriftelijk hun beroepsgronden aangevuld met de stelling dat in alle aanslagen sprake is van een verkeerde objectafbakening.
4.3. De heffingsambtenaar heeft schriftelijk medegedeeld dat volgens hem sprake is van één object.
4.4. Of sprake is van een samenstel als bedoeld in artikel 16, onderdeel d, van de Wet WOZ moet worden beoordeeld naar de omstandigheden. Voor alle belastingjaren in geschil berust het eigendom van zowel het als afzonderlijk afgebakend object [adres] als het als afzonderlijk afgebakend object [adres] (grond) bij eiseres 1. Eiseres 2 heeft het gebruik van beide eigendommen. Anders dan waar de heffingsambtenaar van is uitgegaan bij het opleggen van de aanslagen, is in dit geval sprake van een samenstel van gebouwde eigendommen, met de daarbij behorende grond, die tezamen in eigendom zijn van eiseres 1 en bij eiseres 2 in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren.
4.5. Dat betekent dat de heffingsambtenaar voor alle belastingjaren in geschil ten onrechte de betreffende eigendommen als twee afzonderlijke objecten heeft afgebakend. Overeenkomstig het hiervoor genoemde Schipholarrest is de rechtbank van oordeel dat in dat geval de alle WOZ-beschikkingen voor de belastingjaren 2019, 2020 en 2021 en de daarop gebaseerde aanslagen OZB eigenarenheffing en gebruikersheffing voor die jaren moeten worden vernietigd.
4.6. De beroepen zijn gegrond. De rechtbank komt gelet op wat zij hiervoor heeft overwogen niet toe aan de inhoudelijke beoordeling en het bespreken van de beroepsgronden.
Conclusie en gevolgen
5. Omdat de beroepen gegrond wordt verklaard, ziet de rechtbank reden om te bepalen dat het griffierecht dat is betaald voor alle beroepen (zes maal € 365, dus in totaal: € 2.190) moet worden vergoed.proceskosten bezwaar en beroep
5.1. Ook ziet de rechtbank aanleiding een veroordeling uit te spreken in de proceskosten van eiseressen in de bezwaar- en beroepsfase. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgen eiseressen een vast bedrag per proceshandeling. In bezwaar heeft elke proceshandeling, met ingang van 1 januari 2025 , een waarde van € 647 en in beroep een waarde van € 907 . Eiseres heeft in bezwaar gevraagd om vergoeding van de proceskosten. De gemachtigde heeft een bezwaarschrift ingediend en is naar de hoorzitting gegaan. Ook heeft de gemachtigde een beroepschrift ingediend. Eiseressen zijn niet naar de zitting gekomen. De wegingsfactor van de zaak is 1.
5.2. De vergoeding is op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand berekend op € 3.301,25. De rechtbank stelt vast dat de WOZ-beschikkingen en de daarbij behorende aanslagen OZB van [adres] en [adres] (grond) telkens zijn vermeld per belastingjaar en per belanghebbende op één gecombineerde aanslag. Gelet op vaste jurisprudentie van de Hoge Raad geldt het bezwaar dan wel beroep tegen (in dit geval: twee) WOZ-beschikkingen die in één geschrift zijn opgenomen en die worden vernietigd, als één bezwaar of één beroep. In totaal zijn zes aanslagbiljetten opgelegd en zes uitspraken op bezwaar gedaan. De zes zaken worden zowel in bezwaar als beroep als samenhangend gezien (zoals bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het Bpb) en daarom aangemerkt als één zaak. Bij vier of meer zaken geldt daarvoor volgens het Bpb een (vermenigvuldigings)factor van 1,5. De rechtbank stelt namelijk vast dat de zaken van eiseres 1 samenhangen (zoals bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het Bpb) met de door eiseres 2 ingestelde bezwaren en beroepen waarin de rechtbank ook uitspraak doet en in zoverre ook als één zaak moeten worden beschouwd. Dit betekent dat het totaalbedrag € 3.301,50 (2 punten voor bezwaar à € 647 + 1 punt voor beroep à € 907 = € 2.201 x 1,5) de proceskostenvergoeding van beide eiseressen betreft en evenredig over beide vennootschappen moet worden verdeeld. De rechtbank zal daarom aan beide eiseressen elk een bedrag van € 1.650,75 aan proceskostenvergoeding toekennen.
6. De rechtbank merkt ten slotte op dat de heffingsambtenaar op grond van artikel 30a, vierde lid, van de Wet WOZ verplicht is om de genoemde bedragen uit te betalen op een bankrekening die op naam staat van eiseressen.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bestreden uitspraken;
- vernietigt de WOZ-beschikkingen van beide eiseressen voor de kalenderjaren 2019, 2020 en 2021 ten aanzien van de objecten [adres] en [adres] (grond) in [vestigingsplaats] en de op die waarden gebaseerde aanslagen OZB eigenarenheffingen en OZB gebruikersheffingen;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde bestreden uitspraken;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van eiseressen van in totaal een bedrag van € € 3.301,50, te verdelen naar evenredigheid tot een bedrag van € € 1.650,75 voor elk van eiseressen;
- draagt de heffingsambtenaar op het betaalde griffierecht van in totaal € 2.190 aan eiseressen te vergoeden, te verdelen naar evenredigheid tot een bedrag van € 1.095 voor elk van eiseressen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Cune, voorzitter, en mr. J. Lie en mr. F.J.H.L. Makkinga, leden, in aanwezigheid van drs. H.A.J.A. van de Laar, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 20 januari 2025.