Door de Kennisgroep loonheffing algemeen is standpunt KG:204:2022:21 inzake gebruikelijk loon geactualiseerd. Het betreft een naschrift naar aanleiding van de afschaffing van de doelmatigheidsmarge. Inhoudelijk zijn er geen wijzigingen beoogd.
X heeft alle aandelen in Holding-bv. Holding-bv heeft 6% van de aandelen in Werk-bv. Werk-bv sluit een overeenkomst van opdracht met Holding-bv.
Holding-bv factureert op jaarbasis € 120.000 aan Werk-bv, conform de overeenkomst van opdracht. X is de enige die werkzaamheden verricht voor/namens Holding-bv. De aan de opbrengsten toe te rekenen kosten, lasten en afschrijvingen worden op € 20.000 gesteld.
Het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking voor X voor de werkzaamheden uitgevoerd voor Werk-bv bedraagt € 80.000.
Het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking voor X voor de werkzaamheden uitgevoerd voor Holding-bv bedraagt € 10.000.
Partijen besluiten dat zij de doorbetaaldloonregeling (artikel 32d Wet LB 1964) wensen toe te passen, zodat X uitsluitend bij Holding-bv wordt verloond.
Vraag
Welk (gebruikelijk) loon dient Holding-bv in aanmerking te nemen ten aanzien van de door X verrichte werkzaamheden?
Antwoord
Omdat de gebruikelijkloonregeling van toepassing is bij de genoemde vennootschappen kan op holdingniveau (voor het gehele concern) de gebruikelijkloonregeling worden toegepast (in de zin van artikel 12a, lid 5, Wet LB 1964). In dit geval leidt dat tot een in aanmerking te nemen gebruikelijk loon van € 90.000 (€ 10.000 + € 80.000).
Naschrift Kennisgroep loonheffing algemeen (27 november 2024)
Per 1 januari 2023 is artikel 12a, lid 1, onderdeel a, Wet LB 1964 (tekst 2022) gewijzigd. Vanaf dat moment kan de inhoudingsplichtige de doelmatigheidsmarge niet meer toepassen bij het vaststellen van het gebruikelijk loon. Zie artikel 12a, lid 1, onderdeel a, Wet LB 1964 (tekst 2023).
BRON
KG:204:2022:21 Gebruikelijkloonregeling bij doorbetaaldloonregeling
Publicatiedatum 20-02-2023, 13:33 | Laatste update 27-11-2024, 15:44 | Standpunt
Aanleiding
X heeft alle aandelen in Holding-BV.
Holding-BV heeft 6% van de aandelen in Werk-BV.
Werk-BV sluit een overeenkomst van opdracht met Holding-BV.
Holding-BV factureert op jaarbasis € 120.000 aan Werk-BV, conform de overeenkomst van opdracht. X is de enige die werkzaamheden verricht voor/namens Holding-BV.
De aan de opbrengsten toe te rekenen kosten, lasten en afschrijvingen worden op € 20.000 gesteld.
De arbeidsrelatie tussen X en Werk-BV kwalificeert als een fictieve dienstbetrekking in de zin van artikel 4, onderdeel d, Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB). Er is geen sprake van een ‘echte’ dienstbetrekking in de zin van artikel 2 Wet LB.
Het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking voor X voor de werkzaamheden uitgevoerd voor Werk-BV bedraagt € 80.000.
Het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking voor X voor de werkzaamheden uitgevoerd voor Holding-BV bedraagt € 10.000.
Partijen besluiten dat zij de doorbetaaldloonregeling (artikel 32d Wet LB) wensen toe te passen, zodat X uitsluitend bij Holding-BV wordt verloond.
Vraag
Welk (gebruikelijk) loon dient Holding-BV in aanmerking te nemen ten aanzien van de door X verrichte werkzaamheden?
Antwoord
Omdat de gebruikelijkloonregeling van toepassing is bij de genoemde vennootschappen kan op holdingniveau (voor het gehele concern) de gebruikelijkloonregeling worden toegepast (in de zin van artikel 12a, vijfde lid, Wet LB). In dit geval leidt dat tot een in aanmerking te nemen gebruikelijk loon van € 90.000 (€ 10.000 + € 80.000).
Beschouwing
Artikel 12a, eerste lid, Wet LB schrijft voor dat de werknemer die arbeid verricht ten behoeve van een lichaam waarin hij of zijn partner een aanmerkelijk belang heeft, het in het kalenderjaar van dat lichaam genoten loon ten minste wordt gesteld op het hoogste van de volgende bedragen:
het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking;
het hoogste loon van de werknemers die in dienst zijn van het lichaam, bedoeld in de aanhef, of met het lichaam verbonden lichamen;
€ 51.000 (2023).
Met ingang van 2010 is in artikel 12a (thans vijfde lid) opgenomen dat als artikel 32d Wet LB (doorbetaaldloonregeling) van toepassing is, de eerste tot en met de vierde leden van artikel 12a Wet LB worden toegepast alsof de ten behoeve van deze andere lichamen verrichte arbeid is verricht ten behoeve van de inhoudingsplichtige die ingevolge artikel 32d geacht wordt het loon te verstrekken.
In de nu voorliggende situatie is niet gebleken dat de betaalde managementvergoeding van € 120.000 van Werk-BV aan Holding-BV wordt aangemerkt als loon in de zin van artikel 10 Wet LB. Deze situatie moet worden onderscheiden van de situatie waarin sprake is van ‘echt’ loon bij de dochtervennootschap (dat wordt doorbetaald aan de holding) als onderdeel van de managementvergoeding. Bij een dergelijke doorstorting van loon kan het (gebruikelijk) loon bij de holding niet lager zijn dan het doorgestorte loon.
Ondanks dat in onderhavige situatie geen sprake is van ‘echt’ loon (artikel 10 Wet LB) tussen Werk-BV en X (dat door Holding-BV dient te worden doorbetaald aan X), komt deze situatie toch binnen het toepassingsbereik van artikel 12a, vijfde lid, Wet LB. Ten aanzien van de toepassing van artikel 12a, vijfde lid, Wet LB heeft de kennisgroep eerder geconcludeerd dat het aannemelijk is dat bij de toepassing van de doorbetaaldloonregeling onder loon (en het doorstorten daarvan) mede wordt begrepen het gebruikelijk loon (in de zin van artikel 12a Wet LB). Dit betekent dat als de gebruikelijkloonregeling van toepassing is bij een dochtervennootschap en een holding, de doorbetaaldloonregeling van toepassing kan zijn omdat sprake is van loon in de zin van de Wet LB (artikel 12a).
Dit betekent dat de gebruikelijkloonregeling op concernniveau bij Holding-BV kan worden toegepast (waarbij in 2022 ook op holdingniveau (eventueel) de doelmatigheidsmarge kon worden toegepast). Op basis van de gegeven feiten dient in 2023 een gebruikelijk loon van € 90.000 in aanmerking te worden genomen (€ 10.000 ziet op werkzaamheden voor Holding-BV en € 80.000 op werkzaamheden voor Werk-BV).
Volledigheidshalve merkt de kennisgroep op dat de hierboven opgenomen conclusie anders was geweest als sprake is van een ‘echte’ dienstbetrekking tussen Werk-BV en X (en X daardoor ook verzekerd is voor de premies werknemersverzekeringen). In dat geval is er sprake van loon in de zin van artikel 10 Wet LB (zonder loon immers ook geen echte dienstbetrekking), maar kan de doorbetaaldloonregeling voor de premies werknemersverzekeringen niet worden toegepast omdat er geen sprake is van een verzekeringsplichtige arbeidsrelatie tussen Holding-BV en X. Dit heeft tot gevolg dat X in ieder geval voor de premies werknemersverzekeringen verloond moet worden bij Werk-BV. Het ligt in de rede om ten aanzien van het te verlonen bedrag bij Werk-BV in beginsel aan te sluiten bij de managementvergoeding (of, voor zover beschikbaar, bij de arbeidscomponent daarvan die toerekenbaar is aan de DGA), waarbij belanghebbende vervolgens tegenbewijs kan inbrengen dat een lager te verlonen bedrag bij Werk-BV in aanmerking moet worden genomen.
Naschrift Kennisgroep loonheffing algemeen (27 november 2024)Per 1 januari 2023 is artikel 12a, eerste lid, onderdeel a, Wet LB 1964 (tekst 2022) gewijzigd. Vanaf dat moment kan de inhoudingsplichtige de doelmatigheidsmarge niet meer toepassen bij het vaststellen van het gebruikelijke loon. Zie artikel 12a, eerste lid, onderdeel a, Wet LB 1964 (tekst 2023).