Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Dit verzoek is door de Hoge Raad (2 september 2022, 20/03948, ECLI:NL:HR:2022:1121) ingediend in het kader van een geding tussen X (bv) en de staatssecretaris over de mogelijke fiscale aftrek van rente die is betaald over een groepsinterne lening die is aangegaan met het oog op de financiering van de verwerving van een externe vennootschap.

Het HvJ antwoordt op de prejudiciële vragen dat artikel 49 VWEU aldus moet worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen een nationale regeling op grond waarvan bij het bepalen van de winst van een belastingplichtige de aftrek van rente ter zake van een leenschuld die is aangegaan met een verbonden lichaam en die verband houdt met de verwerving of uitbreiding van een belang in een ander lichaam dat na deze verwerving of uitbreiding een met de belastingplichtige verbonden lichaam is, volledig wordt geweigerd wanneer deze schuld wordt aangemerkt als (onderdeel van) een volstrekt kunstmatige constructie, zelfs indien die schuld tegen marktconforme voorwaarden is aangegaan en indien die rente niet uitgaat boven het bedrag dat zou zijn overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Europees belastingrecht
Belastingtijdvak
2007
Instantie
HvJ
Datum instantie
4 oktober 2024
Rolnummer
C-585/22
ECLI
ECLI:EU:C:2024:822
Auteur(s)
W. Boei LLM
Deloitte / Erasmus Universiteit Rotterdam
NLF-nummer
NLF 2024/2342
Aflevering
22 oktober 2024
Judoregnummer
JCDI:NFB6617
bwbr0002672&artikel=10a,bwbr0002672&artikel=10a,bwbv0001506&artikel=49,bwbv0001506&artikel=49

Naar de bovenkant van de pagina