Geldboete van € 30.000 voor financiële holding wegens belastingfraude
Rechtbank Overijssel, 9 december 2024
Samenvatting
Rechtbank Overijssel heeft een financiële holding veroordeeld tot het betalen van een geldboete van € 30.000. Het bedrijf heeft gedurende een periode van drie jaar belastingfraude gepleegd door samen met de medeverdachte meermalen onjuiste aangiften loonbelasting in te (laten) dienen bij de Belastingdienst, waardoor te weinig loonbelasting werd geheven. Voor het indienen van deze onjuiste aangiften heeft het bedrijf overzichten van gewerkte uren vervalst door aanpassingen te maken aan het aantal gewerkte uren van verschillende werknemers. Daarmee heeft het bedrijf zich ook meermalen schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte.
De Rechtbank heeft rekening gehouden met een aantal strafverlagende omstandigheden. Zo heeft de Belastingdienst/FIOD bij het berekenen van het benadelingsbedrag het standaard dga-salaris betrokken, gebaseerd op de gebruikelijkloonregeling. De Rechtbank sluit niet uit dat de medeverdachte met succes een verzoek tot verlaging van het gebruikelijk dga-salaris had kunnen indienen, waardoor het nadeel lager was uitgevallen dan is berekend.
BRON
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen verdacht bedrijf bv gevestigd aan adres.
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 november 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door de wettelijke vertegenwoordiger van verdachte, [medeverdachte] , naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: in de periode van 7 juni 2017 tot en met 15 januari 2020 samen met anderen of alleen onjuiste of onvolledige aangiften loonbelasting heeft ingediend over de jaren 2017, 2018 en 2019;
feit 2: in de periode van 1 februari 2018 tot en met 31 mei 2019 samen met anderen of alleen meerdere overzichten van gewerkte uren van werknemers valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst;
feit 3: in de periode van 27 juni 2018 tot en met 21 september 2018 samen met anderen of alleen meerdere facturen valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 07 juni 2017 tot en
met 15 januari 2020, in De Lutte, gemeente Losser en/of Apeldoorn, in elk geval in
Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen,
(telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in
de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een (of meer) (digitale)
aangifte(n) loonbelasting ten name van Verdachte Holding B.V. over:
met betrekking tot Loonheffingsnr 8232.18.570.LO2
- Januari en/of juli 2017 en/of
- Januari en/of juli 2018 en/of
- Januari en/of december 2019 en/of
(met betrekking tot Loonheffingsnr 8232.18.570.LO3
telkens) onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan en/of heeft/hebben
doen/laten doen, door een onjuist bedrag aan belastbaar loon/te betalen
loonheffing(en) op te gegeven en/of te doen/laten opgeven,terwijl dat feit/die
feit(en) er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover
daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is gegeven,
geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
2.
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 februari 2018 tot
en met 31 mei 2019, in de gemeente(n) Losser en/of Twenterand en/of Tubbergen,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen,
(telkens)
een of meer urenoverzicht(en) en/of totaaloverzichten van gewerkte uren, te weten:
a)
een of meer urenoverzicht(en) en/of totaaloverzichten van gewerkte uren van een
of meer werknemer(s) in de periode(s): februari en/of november over het jaar 2018,
en/of
b)
een of meer urenoverzicht(en) en/of totaaloverzicht(en) van gewerkte uren, al dan
niet vervat in e-mail bericht(en), te weten:
-van week 13 van het jaar 2019 van werknemer [naam 1] , en/of
-van week 15 van het jaar 2019 van werknemer(s) [naam 1] en/of [naam 2] ,
en/of
-van week 17 van het jaar 2019 van werknemer(s) [naam 1] en/of [naam 3] ,
en/of
-van week 19 van het jaar 2019 van werknemer(s) [naam 1] en/of [naam 3] ,
en/of
-van week 20 van het jaar 2019 van werknemer(s) [naam 1] en/of [naam 3]
en/of [naam 2] ,
(elk) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd is/zijn om tot bewijs van enig feit te
dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of doen/laten opmaken, (telkens) met het
oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door
anderen te doen gebruiken,
hebbende dat valselijk opmaken en/of dat vervalsen (telkens) hierin bestaan dat in
genoemd(e) geschrift(en) in strijd met de waarheid, was/waren opgenomen minder
gewerkte uren en/of geen gewerkte uren en/of een lager bedrag aan uit te betalen
loon,
en/of
na(a)m(en) van werknemer(s) ontbraken en/of gegevens waren aangepast;
3.
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 juni 2018 tot en
met 21 september 2018, in de gemeente(n) Losser en/of Twenterand en/of
Tubbergen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en)
en/of alleen, (telkens)
een of meer factu(u)r(en), te weten:
-een factuur van [verdacht bedrijf] B.V., gericht aan [bedrijf 1]
B.V., met factuurnummer 18103 en/of dd. 27-06-2018 en/of
factuurbedrag € 4.500,= en/of de omschrijving: ”Geleverd personeel vlgs afspraak”,
en/of
-een factuur van [verdacht bedrijf] B.V., gericht aan [bedrijf 2]
B.V., met factuurnummer 18023 en/of dd. 20-02-2018 en/of factuurbedrag € 6.500,--
en/of de omschrijving: ”Voor u verrichtte werkzaamheden cf afspraak”,
en/of
-een of meer factu(u)r(en) van [bedrijf 1] B.V.,
gericht aan [verdacht bedrijf] B.V., met
-factuurnummer 101201 en/of dd. 27-06-2018 en/of factuurbedrag € 5.000,-- en/of
de omschrijving: ”gelev. Personeel volgens afspraak”, en/of
-factuurnummer 101240 en/of dd. 21-09-2018 en/of factuurbedrag € 3.000,-- en/of
de omschrijving: ”geleverde diensten”,
en/of
-een factuur van [bedrijf 2] B.V., gericht aan [verdacht bedrijf]
B.V., met factuurnummer 20180219 en/of dd. 19-03-2018 en/of factuurbedrag €
7.500,-- en/of de omschrijving:” verhuur woning 1ste kwartaal”,
(elk) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd is/zijn om tot bewijs van enig feit te
dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of doen/laten opmaken,
(telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te
gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
hebbende dat valselijk opmaken en/of dat vervalsen (telkens) hierin bestaan dat
een of meer van genoemde factu(u)r(en) fictief was/waren.
3. De voorvragen
3.1. De geldigheid van de dagvaarding
3.1.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op de terechtzitting van 25 november 2024 medegedeeld dat op de tenlastelegging, onder 1, na de zinssnede “(met betrekking tot Loonheffingsnr 8232.18.570.LO3 – DOC-003)” een stuk tekst is weggevallen. Ondanks het wegvallen van het stuk tekst heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding op dit onderdeel geldig is, nu door de verwijzing naar onderliggende documenten het voor verdachte voldoende duidelijk is waarvan zij wordt beschuldigd.
3.1.2. Het standpunt van de verdachte
De wettelijk vertegenwoordiger van verdachte heeft geen standpunt ingenomen over de geldigheid van de dagvaarding.
3.1.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de dagvaarding ten aanzien van de in de tenlastelegging onder 1 opgenomen zinssnede “(met betrekking tot Loonheffingsnr 8232.18.570.LO3 –
DOC-003)” nietig is en overweegt daartoe als volgt.
Uit de tekst van de tenlastelegging blijkt niet welk verwijt verdachte onder dit onderdeel van de tenlastelegging wordt gemaakt. Van verdachte kan niet worden verwacht dat zij zich enkel en alleen op basis van deze zinssnede op adequate wijze kan (laten) verdedigen. De rechtbank oordeelt dat dit onderdeel van de dagvaarding onvoldoende concreet is.
3.2. De overige voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding voor het overige geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsmotivering
4.1. Inleiding
Verdachte is actief geweest als een uitzend-/detacheringsbureau. Vanaf januari 2017 heeft zij Roemeense arbeidskrachten in loondienst gehad. [naam 4] (hierna: [naam 4] ) was vanaf januari 2017 tot 5 april 2018 directeur/aandeelhouder van verdachte. Medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) is vanaf laatstgenoemde datum directeur/aandeelhouder van verdachte. [naam 4] regelde het personeel en verdachte was verantwoordelijk voor het vinden van opdrachtgevers en voor de boekhouding, waaronder het bijhouden van de loonadministratie en indienen van aangiften loonbelasting bij de Belastingdienst. [medeverdachte] was gedurende de gehele tenlastegelegde periode de feitelijk leidinggevende binnen verdachte.
Uit een door de Belastingdienst ingesteld boekenonderzoek is gebleken dat de loonadministratie van verdachte verschillende gebreken vertoonde. Naar aanleiding van deze conclusie is besloten onderzoek te doen naar mogelijk gepleegde strafbare feiten door verdachte. Uit dit onderzoek kwamen verschillende strafbare verwijten naar voren.
Verdachte wordt onder meer verweten dat zij haar aangiften loonbelasting over de jaren 2017, 2018 en 2019 onjuist heeft ingediend. In die aangiften zouden structureel een lager aantal gewerkte uren van werknemers zijn doorgegeven dan dat er in werkelijkheid was gewerkt. Daarnaast wordt verdachte verweten dat zij bij het indienen van haar aangiften loonbelasting geen rekening heeft gehouden met het standaard DGA-salaris van [medeverdachte] en [naam 4] , gebaseerd op de regeling gebruikelijk loon. Het gevolg van de onjuiste aangiften is dat verdachte minder belasting zou hebben afgedragen dan waartoe zij was verplicht.
De aangiften loonbelasting over de jaren 2018 en 2019 zijn opgemaakt en ingediend op basis van door [medeverdachte] opgestelde overzichten van gewerkte uren per werknemer. Verdachte wordt verweten dat deze urenoverzichten zijn aangepast en niet meer overeenkomen met het daadwerkelijk aantal gewerkte uren, en daarmee valselijk zijn opgemaakt.
Tot slot wordt verdachte verweten dat zij door middel van valse facturen gelden van haar G-rekening heeft overgeheveld naar haar betaalrekening. De G-rekening is een bijzondere rekening van verdachte bij de bank. Gestorte bedragen op deze rekening worden direct verpand aan de Belastingdienst. De geldbedragen die worden gestort op de G-rekening - bijvoorbeeld door inleners van arbeidskrachten - kunnen alleen worden gebruikt voor specifieke doeleinden, zoals het betalen van loonheffingen of andere fiscale verplichtingen. Verdachte wordt verweten dat zij door middel van afspraken met twee ondernemingen en het (laten) opstellen van valse facturen gelden van de G-rekening heeft overgeheveld naar haar betaalrekening waardoor zij daarover vrijelijk kon beschikken.
4.2. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de drie ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen verklaard, met uitzondering van de onder 3 ten laste gelegde facturen, opgemaakt door [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 2] B.V en gericht aan verdachte (derde en vierde gedachtestreepje). Volgens de officier van justitie ontbreekt wettig en overtuigend bewijs voor een nauwe en bewuste samenwerking ten tijde van het opmaken van deze facturen, waardoor verdachte van deze onderdelen van de tenlastelegging moet worden vrijgesproken.
4.3. Het standpunt van de verdachte
Namens verdachte heeft [medeverdachte] ten aanzien van de ten laste gelegde feiten het volgende naar voren gebracht.
Met betrekking tot de ingediende aangiften loonbelasting over 2017 heeft [medeverdachte] verklaard dat de eerste uitzendactiviteiten van verdachte ergens rond februari 2017 zijn begonnen. Verdachte beschikte echter pas halverwege 2017 over een loonheffingsnummer waaronder aangiften loonbelasting konden worden ingediend. [medeverdachte] heeft zelf de aangiften loonbelasting verwerkt en ingediend. Hij erkent dat hij hierbij fouten heeft gemaakt.
Ten aanzien van de aangiften loonbelasting over de jaren 2018 en 2019 en de daaraan ten grondslag liggende overzichten van gewerkte uren van werknemers heeft [medeverdachte] verklaard dat veel buitenlandse arbeidskrachten bij aanvang van hun tewerkstelling niet beschikten over een bankrekening en een BSN-nummer. Voordat [medeverdachte] een bankrekening en BSN-nummer voor deze arbeidskrachten had geregeld, waren zij al contant uitbetaald en vertrokken uit Nederland. Bij deze contante uitbetalingen werden kosten verrekend, zoals huisvesting, vervoer of veroorzaakte schade. Dit gebeurde door minder uren dan de daadwerkelijk gewerkte uren uit te betalen. Vervolgens werd in de aangiften loonbelasting het aantal gewerkte uren aangepast naar het aantal uren dat na de hiervoor genoemde verrekeningen was overgebleven. [medeverdachte] erkent dat door zijn handelswijze over de jaren 2018 en 2019 structureel minder uren zijn verloond dan had gemoeten.
[medeverdachte] erkent ook dat in de aangiften loonbelasting over de jaren 2017, 2018 en 2019 geen rekening is gehouden met de regeling van het gebruikelijk loon van hem en [naam 4] . Door drukte bij zijn werk voor een bedrijf in Zuid-Duitsland en het wegvallen van een collega had [medeverdachte] andere zaken aan zijn hoofd. Hij is te laat aan de slag gegaan om dit recht te trekken. [medeverdachte] erkent dat hij rekening had moeten houden met de regeling van het gebruikelijk loon.
Tot slot erkent [medeverdachte] dat hij de onder 3 ten laste gelegde facturen valselijk heeft opgemaakt dan wel valselijk heeft laten opmaken. Omdat de Roemeense arbeidskrachten iedere vrijdag wilden worden uitbetaald, was er regelmatig behoefte aan liquiditeit. Dit bracht mee dat elke vrijdag vrij besteedbaar geld aanwezig moest zijn. Om deze reden heeft [medeverdachte] twee ondernemingen benaderd en afspraken gemaakt over het opstellen en factureren van activiteiten die in werkelijkheid niet hadden plaatsgevonden. Op grond van deze facturen werd geld overgemaakt van de G-rekening van verdachte naar de G-rekening van de wederpartij, waarna de wederpartij geld van haar betaalrekening overmaakte naar de betaalrekening van verdachte. De wederpartijen ontvingen hiervoor een financiële vergoeding.
Door op bovenstaande wijze te werken, kon verdachte volgens [medeverdachte] gedurende haar startende jaren uitzendkrachten aan het werk zetten en uitbetalen. Daardoor voldeed verdachte in de visie van [medeverdachte] in ieder geval aan haar verplichtingen richting het personeel en kon zij verder groeien als onderneming, ten koste van haar verplichtingen richting de Belastingdienst. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij zijn verantwoordelijkheid neemt en dat hij de intentie heeft om alles netjes met de Belastingdienst op te lossen.
4.4. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Feit 1
- de bekennende verklaring van de wettelijke vertegenwoordiger van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 november 2024;
- het proces-verbaal inzake de verloning van de werknemers van Hena over de jaren 2017, 2018 en 2019 (AMB-003-01);
- een geschrift, te weten een overzicht van ontvangen aangiften loonbelasting over de jaren 2017, 2018 en 2019 (DOC-002);
- een geschrift, te weten een aangifte loonbelasting over januari 2017 van 7 juni 2017 (DOC-032);
- een geschrift, te weten een aangifte loonbelasting over juli 2017 van 31 juli 2017 (DOC-038);
- een geschrift, te weten een aangifte loonbelasting over januari 2018 van 26 februari 2018 (DOC-044);
- een geschrift, te weten een aangifte loonbelasting over juli 2018 van 16 augustus 2018 (DOC-050);
- een geschrift, te weten een aangifte loonbelasting over januari 2019 van 25 februari 2019 (DOC-059);
- een geschrift, te weten een aangifte loonbelasting over december 2019 van 6 december 2019 (DOC-069);
- een geschrift, inhoudende verschillende overzichten van niet-verloonde uren per werknemer over de jaren 2017, 2018 en 2019 (DOC-173);
- een geschrift, inhoudende een berekening van het totaal fiscale nadeel van 12 juni 2023 (DOC-174).
Feit 2
- de bekennende verklaring van de wettelijke vertegenwoordiger van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 november 2024;
- het proces-verbaal inzake de verloning van de werknemers van Hena over de jaren 2017, 2018 en 2019 (AMB-003-01);
- een geschrift, te weten verschillende weekoverzichten van gewerkte uren per werknemer over 2018 (DOC-030);
- een geschrift, te weten verschillende weekoverzichten van gewerkte uren per werknemer over 2019 (DOC-031);
- een geschrift, te weten een aangifte loonbelasting over februari 2018 van 22 maart 2018 (DOC-045);
- een geschrift, te weten een aangifte loonbelasting over november 2018 van 4 december 2018 (DOC-054);
- Een geschrift, te weten verschillende e-mailberichten met daarin periodieke overzichten van gewerkte uren per werknemer over 2019 (DOC-140).
Feit 3
- de bekennende verklaring van de wettelijke vertegenwoordiger van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 november 2024;
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte [naam 5] , vertegenwoordiger van [bedrijf 1] (V-004-01);
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte [naam 6] , vertegenwoordiger van [bedrijf 2] B.V. (V-005-01);
- een geschrift, inhoudende verschillende facturen op naam van [bedrijf 1] B.V. gericht aan [verdacht bedrijf] B.V. (DOC-018);
- een geschrift, inhoudende verschillende facturen op naam van [verdacht bedrijf] B.V. gericht aan [bedrijf 2] B.V. (DOC-020);
- een geschrift, inhoudende verschillende facturen op naam van [verdacht bedrijf] B.V. en [bedrijf 3] B.V. (DOC-028).
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat uit de verklaringen van [medeverdachte] , [naam 5] en [naam 6] blijkt dat bij het opstellen van de valse facturen op naam van [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 2] B.V., gericht aan verdachte, sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte] (als feitelijke leidinggever van verdachte) en de overige betrokkenen. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte deze facturen valselijk heeft laten opmaken.
4.5. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij op meerdere tijdstippen in de periode van 07 juni 2017 tot en met
15 januari 2020, in Nederland,
telkens opzettelijk bij de belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in
de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten digitale
aangiften loonbelasting ten name van [verdacht bedrijf] B.V. over:
- januari en juli 2017 en
- januari en juli 2018 en
- januari en december 2019
telkens onjuist en onvolledig heeft gedaan of heeft
laten doen, door een onjuist bedrag aan te betalen
loonheffing op te geven of te laten opgeven, terwijl die
feiten er telkens toe strekten dat te weinig belasting werd geheven;
2.
zij op meerdere tijdstippen in de periode van 01 februari 2018 tot en
met 31 mei 2019, in Nederland,
telkens
een of meer urenoverzichten en totaaloverzichten van gewerkte uren, te weten:
a)
een of meer urenoverzichten en totaaloverzichten van gewerkte uren van een
of meer werknemers in de periodes: februari en november over het jaar 2018,
en
b)
een of meer urenoverzichten en totaaloverzichten van gewerkte uren, al dan
niet vervat in e-mail berichten, te weten:
- van week 13 van het jaar 2019 van werknemer [naam 1] ,
en
- van week 15 van het jaar 2019 van werknemers [naam 1] en [naam 2] ,
en
- van week 17 van het jaar 2019 van werknemers [naam 1] en [naam 3] ,
en
- van week 19 van het jaar 2019 van werknemers [naam 1] en [naam 3] ,
en
- van week 20 van het jaar 2019 van werknemers [naam 1] en [naam 3]
en [naam 2] ,
elk zijnde geschriften die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te
dienen, valselijk heeft opgemaakt, telkens met het
oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken,
hebbende dat valselijk opmaken telkens hierin bestaan dat in
genoemde geschriften in strijd met de waarheid, waren opgenomen minder
gewerkte uren en geen gewerkte uren en een lager bedrag aan uit te betalen
loon en gegevens waren aangepast;
3.
zij op meerdere tijdstippen in de periode van 27 juni 2018 tot en met
21 september 2018, Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, telkens
facturen, te weten:
- een factuur van [verdacht bedrijf] B.V., gericht aan [bedrijf 1]
B.V., met factuurnummer 18103 en dd. 27-06-2018 en
factuurbedrag € 4.500,= en de omschrijving: ”Geleverd personeel vlgs afspraak”,
en
- een factuur van [verdacht bedrijf] B.V., gericht aan [bedrijf 2]
B.V., met factuurnummer 18023 en dd. 20-02-2018 en factuurbedrag € 6.500,--
en de omschrijving: ”Voor u verrichtte werkzaamheden cf afspraak”,
en
- facturen van [bedrijf 1] B.V.,
gericht aan [verdacht bedrijf] B.V., met
- factuurnummer 101201 en dd. 27-06-2018 en factuurbedrag € 5.000,-- en
de omschrijving: ”gelev. Personeel volgens afspraak”, en
- factuurnummer 101240 en dd. 21-09-2018 en factuurbedrag € 3.000,-- en
de omschrijving: ”geleverde diensten”,
en
- een factuur van [bedrijf 2] B.V., gericht aan [verdacht bedrijf]
B.V., met factuurnummer 20180219 en dd. 19-03-2018 en factuurbedrag
€ 7.500,-- en de omschrijving:” verhuur woning 1ste kwartaal”,
elk zijnde geschriften die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te
dienen, valselijk heeft opgemaakt en laten opmaken,
telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te
gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
hebbende dat valselijk opmaken telkens hierin bestaan dat
genoemde facturen fictief waren.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 51 en 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en artikel 69 Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte niet doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
feit 2 en feit 3
het misdrijf: valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd .
6. De strafbaarheid van verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
7. De op te leggen straf of maatregel
7.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een geldboete van € 48.000,--. Het gevorderde bedrag is gebaseerd op twintig procent van het de Belastingdienst berekende fiscale nadeel van € 180.551,--.
7.2. Het standpunt van de verdachte
Namens verdachte heeft haar wettelijk vertegenwoordiger [medeverdachte] over de gevorderde geldboete aangegeven dat zij deze kan betalen. Daarnaast heeft [medeverdachte] verklaard dat bij oplegging van een gevangenisstraf in zijn eigen zaak, de ondernemingsactiviteiten van verdachte zullen worden gestaakt.
7.3. De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft gedurende een periode van drie jaar belastingfraude gepleegd door samen met medeverdachte [medeverdachte] meermalen onjuiste aangiften loonbelasting in te (laten) dienen bij de Belastingdienst, waardoor te weinig loonbelasting werd geheven. Voor het indienen van deze onjuiste aangiften heeft verdachte overzichten van gewerkte uren vervalst door aanpassingen te maken aan het aantal gewerkte uren van verschillende werknemers. Daarmee heeft verdachte zich ook meermalen schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte. Door het handelen van verdachte is een grove inbreuk gemaakt op het door de Belastingdienst gehanteerde systeem, dat erop berust dat steeds op de juistheid van de gedane aangiften moet kunnen worden vertrouwd. Met de bewezenverklaarde feiten is volgens de Belastingdienst een belastingnadeel van € 180.551,-- gemoeid.
Ook heeft verdachte zich wederom meerdere malen schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte, door samen met anderen valse facturen op te (laten) maken voor verschillende activiteiten, terwijl deze activiteiten in werkelijkheid nooit hebben plaatsgevonden. Door dit handelen werden geldbedragen van de G-rekening overgeheveld naar de betaalrekening van Hena. Door het (laten) opmaken van de valse facturen zijn de gelden op de G-rekening voor een ander doeleind gebruikt dan waarvoor zij zijn bedoeld, te weten het betalen van loonheffingen en/of omzetbelasting. Ook dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 31 juli 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd en heeft zij acht geslagen op de Landelijke Oriëntatiepunten Voor Straftoemeting (LOVS).
De rechtbank ziet in de feiten en omstandigheden van de zaak aanleiding om rekening te houden met een aantal strafverlagende omstandigheden. Zo heeft de Belastingdienst/FIOD bij het berekenen van het benadelingsbedrag het standaard DGA-salaris van [medeverdachte] en [naam 4] betrokken, gebaseerd op de regeling gebruikelijk loon. De rechtbank sluit niet uit dat [medeverdachte] met succes een verzoek tot verlaging van het gebruikelijk DGA-salaris had kunnen indienen, waardoor het nadeel lager was uitgevallen dan is berekend. Daarnaast gaat het om een zaak waarbij het laatste strafbare feit is gepleegd in januari 2020, is verdachte niet eerder veroordeeld voor een strafbaar feit en heeft [medeverdachte] namens verdachte voorafgaand en tijdens het onderzoek ter terechtzitting openheid van zaken gegeven.
Alles afwegende zal de rechtbank aan de verdachte een geldboete van € 30.000,-- opleggen.
8. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 23, 24c en 57 Sr.
9. De beslissing
De rechtbank:
geldigheid dagvaarding
- verklaart de dagvaarding partieel nietig voor zover het betreft de onder 1 tenlastegelegde zinsnede “(met betrekking tot Loonheffingsnr 8232.18.570.LO3 – DOC-003) ;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf: opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte niet doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
feit 2 en feit 3
het misdrijf: valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd ;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot betaling van een geldboete van € 30.000,-- (zegge: dertigduizend euro) .
Dit vonnis is gewezen door mr. ing. M.S. de Waard, voorzitter, mr. H. Stam en mr. R.P. van Campen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S de Bruin, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 december 2024.