Direct naar content gaan

Samenvatting

In deze procedure inzake een aan X (belanghebbende) opgelegde naheffingsaanslag BPM van € 2.765 zijn allerlei (formele) stellingen ingenomen.

Rechtbank Noord-Nederland behandelt om proceseconomische redenen eerst het belangrijkste inhoudelijke geschilpunt, namelijk de vraag hoe het zit met de door X gestelde motorschade van de auto.

X heeft voldoende gemotiveerd gesteld dat er iets flink mis was met de motor. De Inspecteur heeft die stelling onvoldoende gemotiveerd betwist. In wezen zegt de Inspecteur dat het verhaal van X niet klopt. Het komt de Rechtbank echter erg onwaarschijnlijk voor dat er (i) een brief van een Duits bedrijf in het dossier zit en dat er (ii) foto’s van de auto met de motor eruit in een garage zijn gemaakt terwijl de motor helemaal niet stuk was. Die brief en die foto’s zouden dan dus nep moeten zijn. Dat gaat wel ver, helemaal nu de RDW bovendien zelf verklaart dat het voertuig (op 25 maart 2019) is aangeboden voor inschrijving met defecte motor, de motor is gelabeld door de RDW en het motorblok kennelijk op 4 april 2019 was gerepareerd. Kijkend naar de chronologie is het dan niet raar dat bij DRZ een auto met originele motor erin wordt getoond, want DRZ heeft de auto fysiek geschouwd op 8 april 2019.

De Rechtbank accepteert de door X berekende motorschade en gaat uit van het volledige bedrag aan herstelkosten (circa € 18.000).

De Rechtbank merkt nog op dat het door X ingebracht taxatierapport ouder is dan een maand, maar dat de geringe overschrijding van de termijn niet betekent dat het taxatierapport zijn waarde verliest.

De slotsom is dat de naheffingsaanslag wordt vernietigd.

Metadata

Rubriek(en)
Autobelastingen
Belastingtijdvak
2019
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum instantie
2 september 2022
Rolnummer
21/2932
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2022:3278
NLF-nummer
NLF 2022/1907
Aflevering
29 september 2022
bwbr0005806&artikel=10,bwbr0005806&artikel=10

Naar de bovenkant van de pagina