Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Bij aangetekende brief van 29 maart 2022 heeft Rechtbank Den Haag X (belanghebbende) meegedeeld dat het onderzoek ter zitting in zijn verzet op 22 april 2022 zou plaatsvinden. X heeft daarop twee keer verzocht om uitstel, maar die verzoeken werden niet gehonoreerd. X is uiteindelijk niet op de zitting verschenen, waarop het verzet ongegrond werd verklaard.

Op het cassatieberoep van X oordeelt de Hoge Raad dat de uitspraak van de Rechtbank geen gemotiveerde beslissing op de door X gedane verzoeken om uitstel bevat. Bovendien is in het licht van die verzoeken onbegrijpelijk de vaststelling van de Rechtbank dat X zonder bericht van verhindering niet ter zitting is verschenen.

Dit leidt echter niet tot gegrondverklaring van het cassatieberoep van X.

De Rechtbank in eerste aanleg is bij haar oordeel uitgegaan van een juiste opvatting over haar bevoegdheid om te oordelen op het door X ingestelde beroep (niet bevoegd).

Dit brengt mee dat de Rechtbank in de uitspraak op het verzet niet tot een andere beslissing had kunnen komen. Om die reden vernietigt de Hoge Raad de bestreden uitspraak op het verzet niet. Wel ziet de Hoge Raad aanleiding om te bepalen dat aan X het griffierecht dat hij voor het beroep in cassatie heeft betaald, moet worden vergoed.

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2022
Instantie
HR
Datum instantie
9 juni 2023
Rolnummer
22/02975
ECLI
ECLI:NL:HR:2023:891
Auteur(s)
mr. Y.E.J. Geradts
Geradts & Vetter Advocaten
NLF-nummer
NLF 2023/1370
Aflevering
22 juni 2023
Judoregnummer
JCDI:NFB5825
bwbr0005537&artikel=8:54,bwbr0005537&artikel=8:55,bwbr0005537&artikel=8:56,bwbr0005537&artikel=8:54,bwbr0005537&artikel=8:55

Naar de bovenkant van de pagina