Direct naar content gaan

Samenvatting

X (belanghebbende) en haar echtgenoot Y hielden tezamen 55% van de aandelen in een bv. In juni 2011 hebben zij 50/55-deel van hun aandelenbelang vervreemd.

Het vervreemdingsvoordeel is aanvankelijk volledig als inkomen uit aanmerkelijk belang bij Y belast. Na vergeefse procedures over de hoogte van het vervreemdingsvoordeel en een beschikking verkrijgingsprijs aanmerkelijk belang, hebben X en Y een verzoek om keuzeherziening gedaan. Zij hebben verzocht om het vervreemdingsvoordeel voor 50% bij X en voor 50% bij Y in aanmerking te nemen. Het verzoek is ingewilligd. Naar aanleiding daarvan heeft de Inspecteur aan X een navorderingsaanslag IB/PVV 2011 opgelegd.

X stelt dat het inkomen uit aanmerkelijk belang in de navorderingsaanslag te hoog is vastgesteld.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant verwerpt het standpunt van de Inspecteur dat het geschil in beroep is beperkt tot het verzoek om keuzeherziening.

Over de hoogte van het vervreemdingsvoordeel is in diverse procedures al tot aan de Hoge Raad geprocedeerd. Hetgeen X heeft aangevoerd geeft geen aanleiding om van het oordeel in de voorgaande procedures over het vervreemdingsvoordeel af te wijken.

Het beroep is ongegrond.

Metadata

Rubriek(en)
Inkomstenbelasting
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
2011
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum instantie
25 september 2024
Rolnummer
23/2707
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:6525
NLF-nummer
NLF 2024/2250
Aflevering
8 oktober 2024
bwbr0011353&artikel=2.17&lid=4,bwbr0011353&artikel=2.17&lid=4

Naar de bovenkant van de pagina