Direct naar content gaan

Samenvatting

De Inspecteur heeft naar aanleiding van een huiszoeking bij een derde, die achteraf onrechtmatig verricht bleek te zijn, aan X (AG; belanghebbende) een ambtshalve aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van ƒ 407.713.
Hof Arnhem heeft geoordeeld dat X feitelijk vanuit Nederland en niet vanuit Zwitserland werd geleid en derhalve hier te lande was gevestigd (vaste inrichting).
In cassatie betoogt X dat het Hof niet tot dit oordeel had mogen komen, omdat het zijn oordeel geheel heeft gegrond op onrechtmatig verkregen bewijsmiddelen, die het Hof bij zijn oordeelsvorming buiten beschouwing had dienen te laten.
De Hoge Raad stelt voorop dat er geen rechtsregel bestaat, die ieder gebruik verbiedt van strafrechtelijk onrechtmatig verkregen bewijsmiddelen voor het vaststellen van de uit de wet voortvloeiende belastingschuld en – zo daartoe gronden aanwezig zijn – voor het opleggen van een verhoging. In de eerste plaats is het gebruik van zodanige bewijsmiddelen in ieder geval niet ongeoorloofd, indien de bewijsmiddelen niet als jegens een belanghebbende op onrechtmatige wijze verkregen kunnen worden beschouwd. Daarvan is in casu sprake omdat het pand waarin de huiszoeking is verricht, niet bij X in gebruik was.
Voorts oordeelt de Hoge Raad dat gebruik van onrechtmatig verkregen bewijsmiddelden door de Inspecteur in zijn algemeenheid slechts dan niet is toegestaan, indien zij zijn verkregen op een wijze die zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht, dat dit gebruik onder alle omstandigheden ontoelaatbaar moet worden geacht.
Ambtshalve acht de Hoge Raad echter wel grond voor cassatie aanwezig om, gelet op het bepaalde in artikel 6, lid 1, EVRM, de aan X wegens niet-tijdige aangifte opgelegde verhoging te laten vervallen, nu ten tijde van het wijzen van dit arrest meer dan drie jaren zijn verstreken sinds de indiening van het beroepschrift in cassatie.
Anders, Conclusie A-G Verburg.

Metadata

Rubriek(en)
Vennootschapsbelasting
Formeel belastingrecht
Belastingtijdvak
10 december 1982 t/m 31 december 1983
Instantie
HR
Datum instantie
1 juli 1992
Rolnummer
26.331
ECLI
ECLI:NL:HR:1992:ZC5028
bwbr0002320&artikel=47,bwbr0002320&artikel=55&lid=1,bwbv0001000&artikel=6

Naar de bovenkant van de pagina