Direct naar content gaan

Samenvatting

In 2015 heeft X (belanghebbende) van haar vader 50% van de certificaten in een onroerendezaakrechtspersoon (ozr) verkregen. Haar broer heeft de andere 50% verkregen. De bezittingen van de ozr bestaan uit een onroerende zaak en een indirect belang van 20% in een rechtspersoon die een materiële onderneming drijft. De onroerende zaak wordt in deze onderneming gebruikt.

Bij Rechtbank Gelderland is in geschil of X voor de overdrachtsbelasting een beroep kan doen op de zogeheten bedrijfsopvolgingsfaciliteit (artikel 15, lid 1, onderdeel b, Wet BRV). De verkrijging van goederen van een onderneming door een of meer kinderen is vrijgesteld van overdrachtsbelasting indien die goederen behoren tot en dienstbaar zijn aan de onderneming van de overdrager en de verkrijger(s) de bedrijfsvoering van de onderneming, al dan niet in fasen, in het geheel voortzetten.

De Rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Indien X de onroerende zaak en het 20%-belang rechtstreeks had verkregen, had zij geen beroep op de bedrijfsopvolgingsfaciliteit kunnen doen. De onderneming wordt door een andere rechtspersoon gedreven en kan niet op grond van de Wet BRV en ook niet op grond van jurisprudentie aan de ozr worden toegerekend.

Metadata

Rubriek(en)
Belastingen van rechtsverkeer
Belastingtijdvak
2015
Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum instantie
2 juni 2022
Rolnummer
20/4506
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2022:5229
NLF-nummer
NLF 2022/1837
Aflevering
22 september 2022
bwbr0002740&artikel=15&lid=1,bwbr0002740&artikel=15&lid=1

Naar de bovenkant van de pagina