Samenvatting
X (belanghebbende) heeft bij A (bv) pensioenaanspraken opgebouwd die in eigen beheer worden uitgevoerd. Vanaf de pensioendatum, 14 november 2008, heeft X recht op een pensioenuitkering van € 95.124 per jaar. Per 1 juli 2014 is de uitbetaling van de pensioenuitkering beperkt tot € 46.680 per jaar.
X heeft voor de financiering van zijn eigen woning langlopende leningen bij A afgesloten ten bedrage van in totaal € 1.589.231. Het saldo van deze leningen bedraagt ultimo 2015 € 1.220.920. Daarnaast heeft X een rekening-courantschuld aan A ter grootte van € 978.481 (ultimo 2015).
Tijdens een boekenonderzoek is geconstateerd dat de verlaging van de pensioenuitkering per 1 juli 2014 niet voldoet aan de voorwaarden van het besluit van de staatssecretaris van Financiën van 18 maart 2013 (BLKB2013/27M). Naar aanleiding hiervan zijn aan X aanslagen opgelegd waarbij het belastbaar inkomen uit werk en woning is verhoogd met het in de betreffende jaren (2015, 2016 en 2017) niet uitgekeerde deel van de pensioenuitkering, zijnde € 48.444 per jaar (€ 95.124 -/- € 46.680).
In geschil is of X in 2015, 2016 en 2017 de gehele pensioenuitkering van € 95.124 per jaar heeft genoten (standpunt Inspecteur), dan wel slechts het door A uitbetaalde gedeelte van de pensioenaanspraak (standpunt X).
Hof Arnhem-Leeuwarden geeft de Inspecteur gelijk. De volledige uitkeringen zijn vorderbaar en inbaar. De belastingheffing is naar het oordeel van het Hof dan ook niet in strijd met artikel 1 EP.
Het hoger beroep is ongegrond.