Direct naar content gaan

Samenvatting

Een naar Duits recht opgerichte en in Duitsland gevestigde publiekrechtelijke rechtspersoon (Sparkasse) belegt door middel van A-Fonds (belanghebbende; een beleggingsfonds naar Duits recht) in aandelen in Nederlandse vennootschappen.

A-Fonds probeert teruggave te krijgen van de Nederlandse dividendbelasting die is ingehouden voor de boekjaren 2002/2003 tot en met 2007/2008 met een beroep op het recht op vrij verkeer van kapitaal dat is neergelegd in artikel 63 VWEU. Deze teruggave is door de Belastingdienst geweigerd omdat A-Fonds niet in Nederland gevestigd is.

Hof Den Bosch (12 oktober 2017, 14/00640 t/m 14/00645, ECLI:NL:GHSHE:2017:4323, NLF 2017/2477, met noot van Korving) heeft eerder prejudiciële vragen gesteld aan het HvJ. Naar aanleiding van de beantwoording daarvan door het HvJ (2 mei 2019, C-598/17, ECLI:EU:C:2019:352, NLF 2019/1177, met noot van Van Hulten) besluit het Hof om acht prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad.

Deze prejudiciële vragen betreffen ten eerste rechtsvragen in verband met het (beweerdelijke) recht op teruggave van dividendbelasting van beleggingsfondsen zoals X, waarin slechts één participant deelneemt. Een daarmee verband houdende vraag betreft de eventuele toerekening van een teruggaveverzoek aan de deelgerechtigden in het beleggingsfonds, welke vraag ook betekenis heeft voor gevallen met meerdere deelgerechtigden tot het vermogen van een beleggingsfonds.

Voor het overige betreffen zij de vragen die opkomen naar aanleiding van de conclusie van A-G Wattel van 23 november 2018, 18/01052 e.a., ECLI:NL:PHR:2018:1315, NLF 2019/0472, met noot van De Haan). Ook die vragen zijn niet alleen relevant voor beleggingsfondsen waarin slechts één participant deelneemt, maar ook voor overige beleggingsfondsen.

Ten slotte stelt het Hof een vraag over de beoordeling van de aandeelhouderseisen uit artikel 28, lid 2, Wet VpB 1969, die specifiek wordt gesteld in de context van beleggingsfondsen zoals X, waarin (onafgebroken) slechts één participant deelneemt.

De Rechtbanken en Hoven hebben de smaak te pakken met het stellen van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad, zelfs nadat het HvJ al beslist heeft in de desbetreffende zaak. De onderhavige zaak betreft een buitenlands beleggingsfonds (A-Fonds) dat teruggaaf verzoekt van de ingehouden Nederlandse dividendbelasting.

HvJ-uitspraak in A-Fonds

Metadata

Rubriek(en)
Dividendbelasting
Belastingtijdvak
2002-2008
Instantie
Hof Den Bosch
Datum instantie
11 juli 2019
Rolnummer
14/00640 t/m 14/00645
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2019:2385
Auteur(s)
Niek de Haan
BDO
NLF-nummer
NLF 2019/1752
Aflevering
1 augustus 2019
Judoreg
NFB2662
bwbr0002672&artikel=28&lid=2,bwbv0001506&artikel=63

Naar de bovenkant van de pagina