Direct naar content gaan

Gerelateerde content

Samenvatting

Rechtbank Noord-Holland heeft het beroep van X (belanghebbende) in deze WOZ-zaak ongegrond verklaard.

X stelt in hoger beroep dat de Rechtbank moest overgaan tot een kostenveroordeling nu de waarde van de woning pas aannemelijk is gemaakt met stukken die in de beroepsfase zijn overgelegd. X was daardoor gedwongen om in beroep te gaan.

Hof Amsterdam geeft X geen gelijk. De Rechtbank hoefde zich van haar beslissing om geen proceskostenvergoeding toe te kennen niet te laten weerhouden door de – veronderstellenderwijs – aangenomen omstandigheid dat de Heffingsambtenaar de KOUDV-factoren van de vergelijkingsobjecten eerder dan met de uitspraak op bezwaar had moeten verstrekken.

Reden hiervoor is dat niet kan worden geoordeeld dat de waarde van de woning pas aannemelijk is gemaakt met de stukken die in de beroepsfase zijn overgelegd. De waarde van de woning wordt reeds ruimschoots onderbouwd met de verkoop en levering van een vergelijkingspand. Dit referentieobject was al vermeld in het taxatieverslag dat aan de gemachtigde vóór de uitspraak op bezwaar is toegezonden.

De Rechtbank heeft in dit geval volgens het Hof terecht geen gebruik gemaakt van haar bevoegdheid om een proceskostenvergoeding toe te kennen (vgl. HR 18 augustus 2023, 22/01219, ECLI:NL:HR:2023:1052, NLF 2023/1929, met noot van Hennevelt, r.o. 4.3.2).

Metadata

Rubriek(en)
Formeel belastingrecht
Lokale heffingen
Belastingtijdvak
2021
Instantie
Hof Amsterdam
Datum instantie
19 oktober 2023
Rolnummer
23/28
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2023:2601
NLF-nummer
NLF 2023/2597
Aflevering
16 november 2023
bwbr0007119&artikel=40,bwbr0007119&artikel=40

Naar de bovenkant van de pagina